Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
[Appellant]
30 juli 2021, CUR202001592 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
de Regering van Curaçao,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Regering van Curaçao. De appellant, die werkzaam was als politieagent, had verzocht om toekenning van twee loontreden met terugwerkende kracht tot 1 december 2008 en om bevordering in seniorfunctie vanaf 1 januari 2013. Hij baseerde zijn verzoek op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar collega’s die in een vergelijkbare situatie waren, maar die wel bevorderd waren.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet benoemd was tot agent voor 1 januari 2000, wat een belangrijke voorwaarde was voor de compensatie die aan zijn collega’s was verleend. De Raad oordeelde dat de rechtspositie van de appellant niet gelijk te stellen was aan die van zijn collega’s, omdat zij met terugwerkende kracht tot agent benoemd waren, terwijl de appellant dat niet was. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van gelijke gevallen en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde.
De uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao, die het bezwaar van de appellant tegen het afwijzende besluit van de Regering ongegrond had verklaard, werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de regering terecht had gesteld dat de rechtspositie van de appellant niet vergelijkbaar was met die van zijn collega’s, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.