Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
de Regering van Curaçao,
[Betrokkene],
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
bevestigtde aangevallen uitspraak;
veroordeeltde regering in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van
NAf1.400,-.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een disciplinaire ontslagzaak. De betrokkene, werkzaam bij de Toelatingsorganisatie (TO), was ontslagen wegens plichtsverzuim. De regering van Curaçao had betrokkene per 1 februari 2020 ontslagen, primair wegens plichtsverzuim, subsidiair wegens ongeschiktheid en meer subsidiair wegens een vertrouwensbreuk. Dit ontslag volgde op een strafrechtelijk onderzoek naar valsheid in geschrifte, waarbij betrokkene werd verdacht van het onterecht afgeven van verblijfsvergunningen.
Het Gerecht in Ambtenarenzaken had eerder het bezwaar van betrokkene gegrond verklaard en het ontslag vernietigd, omdat niet was aangetoond dat betrokkene opzettelijk had gehandeld. De regering ging in hoger beroep, maar de Raad bevestigde de uitspraak van het Gerecht. De Raad oordeelde dat, hoewel betrokkene zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, de ernst van de gedragingen niet zodanig was dat ontslag gerechtvaardigd was. De regering had niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene opzettelijk had gehandeld, en de Raad concludeerde dat de disciplinaire straf van ontslag niet evenredig was aan de aard en ernst van het plichtsverzuim.
De Raad veroordeelde de regering in de proceskosten van betrokkene, die werden begroot op NAf 1.400,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in disciplinaire procedures en de noodzaak om opzet aan te tonen bij het opleggen van zware disciplinaire straffen.