ECLI:NL:ORBAACM:2022:82

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
AUA2021H00081
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over hoogte autotoelage voor vrijmakingsambtenaren bij douane

In deze zaak gaat het om hoger beroep van vrijmakingsambtenaren bij de douane tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De appellanten, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. E. Duijneveld, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 15 maart 2021, waarin hun bezwaren tegen de toekenning van een autotoelage van Afl. 300,- per maand ongegrond werden verklaard. De appellanten zijn werkzaam als vrijmakingsambtenaar bij het Departamento di Aduana (DAD) en hebben verzocht om een hogere autotoelage van Afl. 700,- per maand, gebaseerd op hun werkzaamheden en het autotoelagebeleid.

De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaken op 8 juli 2022 behandeld. De Raad oordeelt dat de appellanten, gezien hun verantwoordelijkheden en de frequentie van hun werkzaamheden, in aanmerking komen voor de hogere autotoelage. De Raad stelt vast dat de minister zich bij de toekenning van de autotoelage heeft gebaseerd op het beleid, maar dat dit beleid niet in lijn is met de werkelijke situatie van de appellanten. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en kent de appellanten de autotoelage van Afl. 700,- per maand toe, met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2018.

Daarnaast wordt de verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten, die zijn vastgesteld op Afl. 2.800,-. De uitspraak is gedaan door de Raad op 27 juli 2022, waarbij de voorzitter en de leden van de Raad aanwezig waren.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN

ARUBA

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. [APPELLANT 1],

2. [APPELLANT 2],

3. [APPELLANT 3],

4. [APPELLANT 4],

5. [APPELLANT 5],

6. [APPELLANT 6],

7. [APPELLANT 7],

8. [APPELLANT 8],

9. [APPELLANT 9],

10. [APPELLANT 10],

11. [APPELLANT 11],

12. [APPELLANT 12],

13. [APPELLANT 13],

14. [APPELLANTE 14],

15. [APPELLANTE 15],

appellanten,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld, rechtsbijstandverlener,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van 15 maart 2021, zaaknummers AUA202000727, AUA202000729, AUA202000730, AUA202000733, AUA202000734, AUA202000735, AUA202000738, AUA202000740, AUA202000741, AUA202000742, AUA202000743, AUA202000744, AUA202000745, AUA202000747 en AUA202000833 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellanten,
en
de minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, thans de minister van Financiën en Cultuur,
verweerder,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Procesverloop

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Raad heeft de zaken, gevoegd met de zaken met de nummers AUA2021H00065, AUA2021H00068, AUA2021H00070, AUA2021H00082, ter zitting behandeld op 8 juli 2022. Daar is appellante 15, bijgestaan door haar gemachtigde, verschenen. De overige appellanten en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst en wordt er in de zaken met de hiervoor genoemde nummers afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in deze gedingen van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten zijn allen werkzaam als vrijmakingsambtenaar bij Departamento di Aduana (DAD).
1.2.
Vanaf 1 februari 2018 is DAD bij wijze van proef met een gewijzigd werkproces gestart, onder de naam "Postbus Vrijmaking". Anders dan voorheen maken appellanten gebruik van de eigen auto voor hun werkzaamheden als vrijmakingsambtenaar. In verband daarmee heeft de directeur van DAD verweerder bij brief van 1 februari 2018 verzocht om alle vrijmakingsambtenaren een maandelijkse autotoelage van Afl. 300,- toe te kennen.
1.3.
Bij brief van 28 september 2018 heeft de directeur van Departamento Recurso Humano (DRH) positief geadviseerd over het verzoek. Daarbij heeft DRH de kanttekening geplaatst dat in het geval van DAD onvoldoende informatie beschikbaar is over het gemiddeld aantal verreden kilometers om definitief een autotoelage voor te stellen. Dit is vooral van belang omdat het, in vergelijking met het aantal controleambtenaren bij het Departemento di Impuesto, om een groot aantal vrijmakingsambtenaren gaat. Geadviseerd wordt het bedrag van de toelage op Afl. 300,- te stellen.
1.4.
Bij ministeriële beschikkingen van 2 oktober 2019 (bestreden beschikkingen) heeft verweerder aan appellanten per 1 februari 2018 een autotoelage in categorie C van Afl. 300,- per maand toegekend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht de door appellanten daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Appellanten hebben niet bijgehouden hoeveel kilometers zij elk met hun eigen auto ten behoeve van de dienst hebben gereden, zodat onduidelijk is op grond waarvan zij menen in aanmerking te komen voor een maandelijkse autotoelage in categorie D van Afl. 700,-. Verweerder heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de toelage op het voorstel van de directeur van DAD en het advies van DRH mogen baseren en heeft op goede gronden geconcludeerd dat een maandelijkse autotoelage van Afl. 300,- gerechtvaardigd is, aldus het Gerecht.
3. Appellanten hebben hoger beroepen ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Zij voeren aan dat uit de bewoordingen van het autotoelagebeleid duidelijk volgt dat hen een autotoelage toekomt in categorie D van Afl. 700,-.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 28 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht worden nadere voorschriften betreffende de toekenning van bezoldiging, toelagen en toeslagen vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Op grond van artikel 1 van het Landsbesluit vergoeding vervoermiddelen (Lbvv) kan de betrokken minister aan een ambtenaar voor het gebruik van een eigen auto of motorrijwiel ten behoeve van de dienst een vergoeding per maand, dan wel een vergoeding per kilometer toekennen.
4.2.
Voor de toepassing van het Lbvv hanteert de minister een autotoelagebeleid waartoe de ministerraad op 24 maart 2017 heeft besloten. Dit beleid heeft verweerder uiteengezet bij brief van 20 september 2017 aan directeuren en andere leidinggevenden binnen de overheid. Het per 1 januari 2018 in werking getreden beleid houdt in dat de vaste kilometervergoeding wordt afgeschaft en dat de autotoelage een vast bedrag is waarvan de hoogte varieert naar gelang de categorie die op de desbetreffende overheidswerknemer van toepassing is. Volgens de tabel die in genoemde brief is opgenomen, zijn er vier categorieën:
Categorie autotoelage
Toekenning autotoelage mits gebruik wordt gemaakt van de eigen auto ten behoeve van de dienst
Bedrag per kalendermaand
Categorie A
 Overheidswerknemers die maandelijks in beperkte mate bezoeken verrichten en/of vergaderingen bijwonen.
Afl. 100,-
Categorie B
 Overheidswerknemers die regelmatig bezoeken verrichten en/of vergaderingen bijwonen;
 Overheidswerknemers die de functie van directeur of hoofd van dienst bekleden
 Overheidswerknemers die werkzaam zijn bij de Bureaus van de Ministers, Bureau van de Secretaris van de Ministerraad.
Afl. 250,-
Categorie C
 Overheidswerknemers die in beperkte mate bezoeken verrichten om controlewerkzaamheden uit te voeren.
Afl. 300,-
Categorie D
 Overheidswerknemers die regelmatig of veelvuldig bezoeken verrichten en/of vergaderingen bijwonen om controlewerkzaamheden te verrichten.
Afl. 700,-
4.3.
Appellanten zijn als vrijmakingsambtenaren verantwoordelijk voor het vrijmaken van zeecontainers. Deze zeecontainers staan verspreid over het land. Vóór 1 februari 2018 werden appellanten vanuit het kantoor van DAD naar de locatie van de vrij te maken zeecontainer gebracht. Nu gaan zij met de eigen auto en hebben zij geen vaste werkplek meer op het kantoor van DAD. Vanuit huis, kantoor of een andere locatie rijden appellanten naar de vrij te maken zeecontainer. Vanaf die locatie rijden zij door naar het kantoor van DAD of naar de locatie van de volgende vrij te maken zeecontainer. Deze werkwijze is inmiddels vaste praktijk geworden. Appellanten werken voltijds, draaien diensten van acht uur per dag en maken gedurende die dienst ongeveer vijf tot tien zeecontainers vrij, aldus appellanten ter zitting.
4.4.
Gelet op 4.3 verrichten appellanten controlewerkzaamheden, zoals bedoeld in de categorieën C en D. Afhankelijk van de frequentie van deze werkzaamheden (in beperkte mate dan wel regelmatig of veelvuldig) is volgens het nieuwe beleid categorie C of D van toepassing. Omdat appellanten de controlewerkzaamheden dagelijks en gedurende de hele dag verrichten, kan niet anders worden geoordeeld dan dat categorie D op hen van toepassing is. De Raad kan verweerder dan ook niet volgen in zijn stelling dat appellanten de autotoelage van categorie C toekomt. Dat bij die beslissing een kilometerberekening is betrokken, zoals verweerder ter zitting heeft opgemerkt, is niet onderbouwd aan de hand van stukken. Bovendien is op grond van het nieuwe beleid de kilometervergoeding juist afgeschaft. Nergens uit het beleid blijkt dat kilometers in die zin een rol zijn blijven spelen dat de hoogte van de autotoelage niet alleen afhangt van de aard en de frequentie van de werkzaamheden, maar ook van de daadwerkelijk of gemiddeld gereden kilometers. De omstandigheid dat verweerder uit budgettaire overwegingen appellanten de autotoelage van categorie C heeft toegekend leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat het beleid daartoe geen ruimte biedt. De Raad komt dan ook tot het oordeel dat verweerder, gelet op het beleid zoals dat is vastgesteld, appellanten redelijkerwijs niet de autotoelage van categorie C heeft kunnen toekennen. Dat de directeur van DAD desgevraagd aan DRH te kennen had gegeven dat het bedrag van Afl. 300,- genoeg was om de brandstofkosten te dekken, zoals verweerder ter zitting heeft opgemerkt, maakt dat niet anders. De beroepsgrond slaagt.
5. De slotsom is dat de hoger beroepen tegen de aangevallen uitspraak slagen. De Raad zal die uitspraak vernietigen en, doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, de bezwaren tegen de bestreden beschikkingen gegrond verklaren. De Raad ziet aanleiding om de bestreden beschikkingen met toepassing van artikel 126, tweede lid, van de La te wijzigen in die zin dat aan appellanten met ingang van 1 februari 2018 tot wederopzegging een autotoelage van Afl. 700,- per maand wordt toegekend.
6. De Raad ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van appellanten in bezwaar en hoger beroep. Gelet op de samenhang tussen en de gevoegde behandeling van de hoger beroepen acht de Raad een vergoeding van
Afl.2.800,- passend.

Beslissing

De Raad:
  • vernietigtde aangevallen uitspraak;
  • verklaartde bezwaren
    gegrond;
  • wijzigtde bestreden beschikkingen in die zin dat appellanten per 1 februari 2018 tot wederopzegging een autotoelage van Afl. 700,- per maand wordt toegekend;
  • veroordeeltverweerder tot vergoeding van de proceskosten van appellanten tot een bedrag van Afl. 2.800,-, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende bijstand.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J. Sybesma en mr. A.H.M. van de Leur, leden, en uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.