Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
[APPELLANT],
de Gouverneur van Aruba,
Procesverloop
Overwegingen
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, waarin het bezwaar tegen het disciplinair ontslag van een politieambtenaar ongegrond werd verklaard. De appellant, die werkzaam was als onderinspecteur bij het Korps Politie Aruba, werd op 10 april 2019 aangehouden op verdenking van verduistering en het aannemen van steekpenningen. Na een reeks van disciplinaire maatregelen, waaronder een toegangsontzegging en schorsing, werd appellant op 2 november 2020 disciplinair ontslagen. Dit ontslag was gebaseerd op de vaststelling dat appellant zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, wat werd ondersteund door bewijs uit strafrechtelijke onderzoeken, waaronder tapgesprekken en rapporten.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 8 juli 2022 behandeld, waarbij zowel de appellant als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De Raad concludeerde dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden had aangevoerd die het Gerecht tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschreef het oordeel van het Gerecht dat de disciplinaire straf van ontslag evenredig was aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat de verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.