ECLI:NL:ORBAACM:2022:80

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
AUA2021H00086
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tegemoetkoming in studiekosten en toepassing van vaste wisselkoers

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die werkzaam is als ambtenaar bij Departamento di Impuesto. De appellant had eerder een tegemoetkoming van 70% voor zijn studiekosten van de opleiding 'HBO Software Engineering en Development' aangevraagd, maar ontving slechts 50% van de kosten vergoed door de toepassing van een vaste wisselkoers. De Raad oordeelde dat de toepassing van deze vaste wisselkoers in het geval van de appellant onredelijk nadelig uitpakte, aangezien de beschikking van 11 maart 2019 geen melding maakte van deze wisselkoers en de appellant er niet op had kunnen rekenen dat de betaling niet tegen de actuele wisselkoers zou plaatsvinden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en de tegemoetkoming vastgesteld op Afl. 7.140,-, met een nabetaling van Afl. 2.026,12 aan de appellant. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van Afl. 1.400,-.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:

[APPELLANT],

appellant,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld, rechtsbijstandverlener,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van 22 maart 2022, AUA202003056 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant,
en
de minister van Algemene Zaken, Integriteit, Overheidszorg, Innovatie en Energie, thans de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening,
verweerder,
gemachtigde: mr. K. Veekmans, werkzaam bij Departamento di Recurso Humano.

Procesverloop

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juli 2022. Appellant en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De gemachtigde van verweerder werd vergezeld door M.A. Werleman, werkzaam bij de Directie Financiën.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is werkzaam als ambtenaar bij Departamento di Impuesto in de rang van commies.
1.2.
Bij beschikking van 11 maart 2019 heeft verweerder aan appellant een tegemoetkoming toegekend voor de studiekosten van de opleiding "HBO Software Engineering en Development". De tegemoetkoming bestaat uit 70% van de gemaakte studiekosten van € 5.100,-.
1.3.
Bij de uitbetaling van de bezoldiging over de maand mei 2019 heeft verweerder aan appellant de tegemoetkoming in Arubaanse florijn betaald tot een bedrag van Afl. 5.113,88.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant tegen het bedrag van de betaling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Volgens het Gerecht is het niet kennelijk onredelijk dat verweerder de vaste wisselkoers van
Afl. 1,- = € 0,6981,- hanteert, te meer omdat niet is gebleken dat verweerder daar stelselmatig van afwijkt. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die nopen tot het oordeel dat verweerder ten gunste van klager had moeten afwijken van de bestendige praktijk, aldus het Gerecht.
3. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Hij voert daarbij aan dat door de gehanteerde wisselkoers feitelijk slechts 50% van de studiekosten is vergoed, terwijl hem een tegemoetkoming van 70% is toegezegd. Dat er een vaste wisselkoers wordt gehanteerd, blijkt bovendien geenszins uit de beschikking van 11 maart 2019. Verder is het beleid over de vaste wisselkoers niet op hem van toepassing, omdat dat gaat over periodieke betalingen en niet over een eenmalige bijdrage in de studiekosten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gelet op de beschikking van 11 maart 2019 heeft verweerder besloten om aan appellant 70% van de gemaakte studiekosten te vergoeden. In het geval van appellant betreffen de gemaakte studiekosten € 5.100,-. Omdat dit een bedrag in euro is en het Land geen betalingen in euro kan doen, is de beschikking niet uitvoerbaar zonder omzetting van euro naar Arubaanse florijn. Verweerder heeft daarom het uit te betalen bedrag in euro omgezet naar Arubaanse florijn en daarbij, overeenkomstig bestendig beleid sinds 2004, een vaste wisselkoers gehanteerd van Afl. 1 = € 0,6981. Uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat dit bestendige beleid primair is bedoeld voor het omzetten van het nettosalaris van voor het Land in Nederland werkzame ambtenaren en ambtenaren die met een studieopdracht in Nederland verblijven. In hun geval wordt de bezoldiging, die normaal gesproken in Arubaanse florijn wordt betaald, omgezet in euro. Gekozen is voor een vaste wisselkoers die hoger ligt dan de werkelijke wisselkoers. Daaraan ligt de veronderstelling ten grondslag dat het leven in Nederland duurder is dan in Aruba. Toepassing van het bestendige beleid pakt voor de ambtenaar bij betaling van zijn salaris in euro voordelig uit door toepassing van de gehanteerde vaste wisselkoers.
4.2.
In het geval van appellant gaat het om een eenmalige omzetting van euro naar Arubaanse florijn waardoor het hanteren van de vaste wisselkoers op grond van het bestendige beleid juist nadelig uitpakt. Verweerder heeft dat, zoals ter zitting ook is toegelicht, onderkend, maar acht dat gerechtvaardigd vanuit een belang van kostenbeheersing. De Raad kan verweerder niet in dat standpunt volgen. Weliswaar is het niet onredelijk dat verweerder uit een oogpunt van praktische uitvoerbaarheid en kostenbeheersing een vaste wisselkoers hanteert, maar in het geval van appellant pakt dit onredelijk nadelig uit. Appellant heeft met de betaling in Arubaanse florijn slechts een tegemoetkoming van 50% in de studiekosten ontvangen, terwijl hem in de beschikking van 11 maart 2019 een tegemoetkoming van 70% is toegezegd. Daarbij is geen melding gemaakt van de toepassing van een vaste wisselkoers bij de omzetting van een bedrag in euro naar Arubaanse florijn. Appellant heeft er dan ook geen rekening mee hoeven houden dat de betaling van de tegemoetkoming in Arubaans florijn niet tegen de actuele wisselkoers ten tijde van de voldoening van de studiekosten zou plaatsvinden. Gelet hierop heeft verweerder in het geval van appellant bij de toepassing van het beleid redelijkerwijs geen gebruik mogen maken van de vaste wisselkoers. De beroepsgrond slaagt.
4.3.
Gelet op een definitieve beslechting van het geschil ziet de Raad aanleiding om op de na te vermelden wijze zelf in de zaak te voorzien. Bij de omzetting van het aan appellant toekomende bedrag in euro naar Arubaanse florijn zal de Raad de wisselkoers hanteren zoals die gold ten tijde van de factuurdatum van de opleiding van 11 maart 2015. Tussen partijen is niet in geschil dat de wisselkoers toen € 1 = Afl. 2 bedroeg. Appellant komt dus een tegemoetkoming van 70% van Afl. 10.200 toe.
5. De slotsom is dat het hoger beroep slaagt. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen en, doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, het bezwaar gegrond verklaren. De Raad stelt de tegemoetkoming vast op een bedrag van Afl. 7.140,-. Verweerder moet appellant dus nog een bedrag van Afl. 2.026,12 nabetalen.
6. De Raad ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van Afl. 1.400,-.

Beslissing

De Raad:
  • vernietigtde aangevallen uitspraak;
  • verklaarthet bezwaar
    gegrond;
  • steltde aan appellant verleende tegemoetkoming voor de studiekosten
    vastop Afl. 7.140,-;
  • veroordeeltverweerder tot vergoeding van de proceskosten van appellant tot een bedrag van Afl. 1.400,-, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J. Sybesma en mr. A.H.M. van de Leur, leden, en uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.