ECLI:NL:ORBAACM:2022:70

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
CUR2021H00283
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens het niet indienen van gronden binnen de gestelde termijn

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Regering van Curaçao. Appellant had de Regering verzocht om hem weer als ambtenaar aan te stellen, maar dit verzoek werd op 15 april 2020 afgewezen. Het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao verklaarde het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing ongegrond in een uitspraak van 26 augustus 2021.

Appellant heeft op 24 september 2021 een pro-forma hoger beroepschrift ingediend, maar heeft nagelaten om binnen de gestelde termijn een aanvullend beroepschrift in te dienen. De Raad heeft appellant herhaaldelijk verzocht om dit te doen, maar hij heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid en ook geen uitstel aangevraagd. Hierdoor heeft de Raad, met toepassing van artikel 106, eerste lid, van de RAr, het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het beroepschrift de gronden moet bevatten waarop het hoger beroep berust, en dat indien deze voorschriften niet in acht worden genomen, de inzender op het verzuim wordt gewezen en uitgenodigd om dit te herstellen. Aangezien appellant niet heeft gereageerd op het verzoek van de Raad, werd de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep vastgesteld. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
CURAÇAO

Beschikking

op grond van artikel 106, eerste lid, van de RAr in het hoger beroep van:

[Appellant],

wonend te Curaçao,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van
26 augustus 2021, CUR202002295 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant,
en

de Regering van Curaçao

gemachtigde: mr. A.C. van Hoof en L.S. Davelaar, advocaten

Procesverloop

Appellant heeft de Regering bij brief van 5 maart 2019 verzocht hem weer als ambtenaar aan te stellen. Bij beslissing van 15 april 2020 heeft de Regering dit verzoek afgewezen. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Mr. B.L. Lie Atjam, advocaat, heeft als toenmalige gemachtigde van appellant op 24 september 2021 een pro-forma hoger beroepschrift ingediend.
De Raad heeft de gemachtigde van appellant verzocht om uiterlijk 24 oktober 2021, nadien verlengd tot 22 november 2021, een aanvullend hoger beroepschrift in te dienen
Bij bericht van 19 november 2021 heeft de gemachtigde van appellant zich teruggetrokken als gemachtigde.
Bij brief van 21 december 2021 heeft de Raad appellant zelf verzocht om binnen vier weken na dagtekening van de brief een aanvullend beroepschrift in te dienen. Appellant heeft op 29 december 2021 getekend voor ontvangst van deze brief.

Overwegingen

1.1.
Op grond van artikel 104, eerste lid, aanhef en onder c, van de RAr houdt het beroepschrift de gronden in waarop het hoger beroep berust.
1.2.
Op grond van artikel 105 van de RAr wijst de voorzitter van de Raad de inzender van een beroepschrift, die de voorschriften van artikel 104 van de RAr niet in acht heeft genomen, op het verzuim en nodigt hem uit dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.
1.3.
De Raad kan zonder nader onderzoek, met toepassing van artikel 106, eerste lid, van de RAr, degene die niet heeft voldaan aan het verzoek van de voorzitter van de Raad het verzuim als bedoeld in artikel 104 van de RAr binnen de gegeven termijn te herstellen, niet-ontvankelijk verklaren.
1.4.
Bij de onder procesverloop genoemde brief van 21 december 2021 heeft de Raad appellant erop gewezen dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien hij niet reageert op het verzoek de gronden van het hoger beroep binnen de gegeven termijn in te dienen.
1.5.
Appellant heeft van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt en evenmin om uitstel daarvoor verzocht.
1.6.
Nu appellant heeft nagelaten binnen de gegeven termijn gronden tegen de aangevallen uitspraak in te dienen, is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De Raad doet dan ook met toepassing van artikel 106, eerste lid, van de RAr zonder verder onderzoek uitspraak bij beschikking.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
verklaarthet hoger beroep
niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mrs. W.H. Bel, voorzitter en J. Sybesma en P. Klik, leden, en uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.