In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport van Curaçao tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.I. Doornbos, had op 30 oktober 2020 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking op haar verzoek van 15 oktober 2019 om een benoemingsbesluit met de overeengekomen salarisschaal. Het Gerecht had het bezwaar echter niet-ontvankelijk verklaard, wat de appellante niet kon accepteren.
De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft de zaak op 17 juni 2022 behandeld. Tijdens de zitting was de appellante aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en R.G. Römer van de Dienst Openbare Scholen. De Raad heeft overwogen dat het Gerecht ten onrechte had geconcludeerd dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. Volgens de Raad volgt uit artikel 41, eerste lid, van de RAr dat een bezwaar dat binnen 30 dagen na de beslistermijn is ingediend, ontvankelijk is.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het bezwaar van appellante ontvankelijk verklaard en de zaak terugverwezen naar het Gerecht voor verdere behandeling. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep tot een bedrag van NAf 2.800, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaren en de juiste toepassing van de wettelijke beslistermijnen.