In deze zaak heeft appellante, wonende te Curaçao, op 16 juli 2020 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking op haar verzoek om een waarnemingstoelage, ingediend op 17 juni 2019. Het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao heeft in zijn uitspraak van 17 december 2020 het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. De minister van Justitie, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft een verweerschrift ingediend. De zitting vond plaats op 16 juni 2022, waarbij appellante aanwezig was met haar gemachtigde, mr. N.B. Louisa, en de minister vertegenwoordigd was door mr. S.M. Concincion-Quirindongo.
De Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het bezwaar van appellante ontvankelijk verklaard. De Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerecht voor verdere behandeling en de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep, tot een bedrag van NAf 2.800,-, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Raad overwoog dat het Gerecht ten onrechte had vastgesteld dat appellante binnen een jaar bezwaar had moeten indienen, terwijl uit de wet volgt dat een bezwaar dat binnen 30 dagen na de beslistermijn is ingediend, ontvankelijk is. Dit betekent dat appellante tijdig bezwaar had gemaakt, en het Gerecht had het bezwaar dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.