Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
18 november 2019, GAZA AUA201901141 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken. De Gouverneur had een bevorderingsvoorstel voor de geïntimeerde, die werkzaam is bij de Inspectie der invoerrechten en accijnzen, afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de geïntimeerde in de referteperiode zijn functie niet had vervuld, omdat hij was geschorst en de toegang tot het werk was ontzegd. Het Gerecht had echter geoordeeld dat de afwijzing onterecht was, omdat de inactiviteit van de geïntimeerde het gevolg was van onrechtmatig handelen van de Gouverneur. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het niet redelijk was om de gevolgen van de schorsing voor rekening van de geïntimeerde te laten komen. De Raad oordeelde dat, als de geïntimeerde zijn werkzaamheden had kunnen vervullen, er waarschijnlijk een positieve beoordeling over zijn functioneren beschikbaar zou zijn geweest op het moment van het bevorderingsvoorstel. De Raad veroordeelde de Gouverneur tot betaling van de proceskosten van de geïntimeerde in hoger beroep.