ECLI:NL:ORBAACM:2022:4

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
CUR2020H000035
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inkoop van diensttijd en verplichting tot betaling van inkoopbijdrage na overlijden van de echtgenote van appellant

In deze zaak gaat het om de inkoop van diensttijd op grond van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren en de verplichting van de nabestaande om het resterende deel van de inkoopbijdrage te betalen. Appellant, het bestuur van het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao (APC), heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde. De echtgenote van appellant was werkzaam als leerkracht en heeft haar voorloopdiensttijd ingekocht bij het APC. Na haar overlijden heeft appellant recht op nabestaandenpensioen, maar is hij ook verplicht om de inkoopbijdrage te voldoen. De Raad heeft de zaak behandeld op 28 januari 2022, waarbij zowel appellant als de gemachtigde van de geïntimeerde aanwezig waren.

De Raad heeft vastgesteld dat de verplichting om de inkoopbijdrage te voldoen op appellant is overgegaan na het overlijden van zijn echtgenote. De Raad heeft de relevante artikelen van de Pensioenlandsverordening (Plvo) bekeken en geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn om te oordelen dat de geïntimeerde na een aflosperiode van tien jaar niet langer bevoegd is om het resterende deel van de inkoopbijdrage te innen. De Raad bevestigt dat de nabestaande verplicht is om het resterende deel van de inkoopbijdrage te betalen, zonder dat er een beperking in de aflosperiode is opgenomen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat appellant de inkoopbijdrage volledig moet voldoen, en dat de maandelijkse inhouding van NA1.050,- voortgezet kan worden totdat de verschuldigde inkoopbijdrage volledig is voldaan.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
CURAÇAO
Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant],

appellant,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van
17 januari 2020, CUR201700604 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant,
en

het bestuur van het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao (APC),

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L.M. Virginia, advocaat.

Procesverloop

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 januari 2022. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [werknemer], werkzaam bij het APC.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
De echtgenote van appellant was vanaf 1 augustus 1997 werkzaam als leerkracht bij het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport.
1.2.
Zij is met ingang van 1 januari 1998 toegetreden tot het APC. Haar zogeheten voorloopdiensttijd van 27 jaar en 2 maanden in de periode van 27 november 1970 tot 1 januari 1998 heeft zij met toepassing van artikel 84 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (Plvo) bij het APC ingekocht voor een bedrag van NA
f265.823,73. Dit bedrag zou vanaf 1 juli 2002 door middel van een maandelijkse betaling van NA
f2.216,- in tien jaar tijd worden voldaan.
1.3.
Op 29 november 2000 is de echtgenote van appellant overleden. Vanaf 1 juli 2002 ontvangt appellant nabestaandenpensioen met terugwerkende kracht tot en met 30 november 2000. In verband daarmee is met toepassing van artikel 87, tweede lid, van de Plvo de maandelijkse betaling van NA
f2.216,- gewijzigd naar NA
f1.050,-.
1.4.
Bij besluit van 16 juni 2016 (primaire besluit) heeft geïntimeerde het nabestaandenpensioen van appellant met terugwerkende kracht tot en met 30 november 2000 gecorrigeerd en vermeerderd met een totaalbedrag van NA
f14.618,52. Dit bedrag heeft geïntimeerde verrekend met het nog verschuldigde inkoopbedrag voor de ingekochte diensttijd van de echtgenote van appellant. Voorts heeft geïntimeerde bepaald dat er na verrekening nog een bedrag van NA
f78.329,60 verschuldigd is. Op het nabestaandenpensioen van appellant zal daarom vanaf juli 2016 een maandelijkse korting van NA
f1.050,- worden voortgezet totdat het verschuldigde inkoopbedrag volledig is voldaan.
1.5.
Het door appellant tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar heeft geïntimeerde bij besluit van 6 juni 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
1.6.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft het Gerecht overwogen dat de hoogte van de inkoopbijdrage vaststaat en dat de termijn om die bijdrage te voldoen is aangevangen na het overlijden van de echtgenote van appellant. Nu appellant een nabestaandenpensioen ontvangt, is de verplichting om de inkoopbijdrage te voldoen op hem overgegaan. Uit de Plvo blijkt niet dat die verplichting na tien jaar niet meer bestaat of dat appellant kan volstaan met een betaling van een deel van de inkoopbijdrage.
2. Het geschil in hoger beroep is beperkt tot de vraag of geïntimeerde de resterende inkoopbijdrage nog mag innen na een aflosperiode van tien jaar.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Artikel 84, eerste lid, van de Plvo luidt:
"1. De persoon die de hoedanigheid van overheidsdienaar heeft verkregen en na de dag waarop deze landsverordening in werking treedt tijd heeft doorgebracht in dienst van het lichaam na het bereiken van de 25-jarige leeftijd, maar voor het verkrijgen van die hoedanigheid, kan deze tijd geheel of ten dele voor pensioen inkopen."
Artikel 85, eerste en tweede lid, luidt:
"1. Het bestuur stelt bij gedagtekende beslissing vast:
a. de tijd die kan worden ingekocht en,
b. de daarvoor te betalen inkoopbijdrage, en
c. de wijze waarop de inkoopbijdrage dient te worden voldaan.
2. De inkoopbijdrage wordt voldaan door middel van betaling in maandelijkse termijnen gedurende een periode van ten hoogste tien jaren dan wel door middel van een betaling ineens."
Artikel 86, eerste en tweede lid, luidt:
"1. Zolang de overheidsdienaar in dienst van het lichaam is, worden de openvallende termijnen van de inkoopbijdrage voldaan door het lichaam.
2. Het lichaam houdt op de inkomsten van de overheidsdienaar een bedrag in ter grootte van 66 2/3% van de maandelijkse termijnen als verhaal van de aan het fonds te betalen inkoopbijdrage."
Artikel 87, tweede lid, luidt:
"2. In geval de belanghebbende overleden is, gaat de verplichting tot betaling van het na het overlijden resterende deel van de inkoopbijdrage over op iedere persoon die aan dat overlijden een recht op nabestaandenpensioen of bijzonder nabestaandenpensioen ontleent, met dien verstande dat elke termijn wordt verminderd in dezelfde verhouding als de op de inkoop gegronde verhoging van de bedoelde pensioenen staat tot de overeenkomstige verhoging van het pensioen van de overledene. Het bestuur kan de termijnen maandelijks op het pensioen van de nabestaande inhouden."
3.2.
In voornoemde artikelen van de Plvo ziet de Raad geen aanknopingspunten voor het oordeel dat geïntimeerde na een aflosperiode van tien jaar niet langer bevoegd is om het resterende deel van een vastgestelde inkoopbijdrage van appellant te innen. Het bepaalde in artikel 85 van de Plvo, waaronder de periode van tien jaar, ziet uitsluitend op de overheidsdienaar die het pensioen inkoopt. Op de nabestaande van de overheidsdienaar die het pensioen heeft ingekocht, is artikel 87 van de Plvo van toepassing. De nabestaande is verplicht om het resterende deel van de inkoopbijdrage te betalen, waarbij, anders dan in artikel 85, tweede lid, van de Plvo, geen beperking in de toegestane aflosperiode is opgenomen. Daarbij voert geïntimeerde het (buitenwettelijk begunstigende) beleid dat het nabestaandenpensioen wordt toegekend alsof de inkoopbijdrage voor het pensioen reeds geheel is voldaan. Daarop wordt vervolgens de maandelijkse betaling van de inkoopbijdrage ingehouden waarvan de hoogte, in afwijking van het oorspronkelijk bepaalde maandbedrag, wordt aangepast aan het bedrag van het nabestaandenpensioen. Het nieuwe maandbedrag is reeds bij de toekenning van het nabestaandenpensioen aan appellant in 2002 bepaald op NA
f1.050,-. Dat appellant met dit bedrag niet binnen tien jaar de gehele inkoopbijdrage voldoet, komt voor risico van geïntimeerde.
3.3.
De slotsom is dat appellant de inkoopbijdrage volledig moet voldoen. Geïntimeerde heeft daarom terecht besloten de maandelijkse inhouding van NA
f1.050,- voort te zetten totdat de verschuldigde inkoopbijdrage volledig is voldaan. Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. L.J.J. Rogier, en mr. M.A. Evertsz, leden, en uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.