In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, de Regering van Curaçao, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao van 17 december 2019. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat appellant had ingediend tegen een inschalingsbesluit van 5 december 2016, waarbij hij met terugwerkende kracht was benoemd in de functie van Aanslagregelaar Inkomstenbelasting.
De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 6 december 2016 begon en op 4 januari 2017 eindigde. Appellant had zijn bezwaarschrift op 28 februari 2017 ingediend, wat meer dan twee maanden te laat was. Appellant stelde dat hij het bestreden besluit pas op 10 februari 2017 had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat dit niet aannemelijk was. De Raad baseerde zich op de verklaring van appellant zelf, waarin hij aangaf het besluit op 10 januari 2017 te hebben ontvangen.
De Raad concludeerde dat het bezwaar van appellant niet binnen de gestelde termijn was ingediend en bevestigde de uitspraak van het Gerecht, dat het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor tijdige indiening van bezwaarschriften in ambtenarenzaken.