ECLI:NL:ORBAACM:2022:20

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
BON2019H00021
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet ontvankelijk wegens niet voldoen aan domicilievereiste in het Caribische deel van het Koninkrijk

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Bonaire. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 14 mei 2019, maar is niet verschenen op de zitting van 10 december 2021. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet voldeed aan het vereiste dat hij domicilie moest hebben in het Caribische deel van het Koninkrijk, zoals voorgeschreven in artikel 104, tweede lid, van de War 1951 BES. De appellant was uitgeschreven uit het register van de burgerlijke stand van Bonaire en had geen reactie gegeven op verzoeken van de Raad om zijn domicilie te herstellen. Hierdoor heeft de Raad geconcludeerd dat het hoger beroep niet ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in Curaçao.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS, SABA
Uitspraak op het hoger beroep van

[Appellant]

woonplaats onbekend,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Bonaire (Gerecht) van 14 mei 2019, BON201800112, in het geding tussen:
appellant
en

het bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. S.C. van Lint, advocaat

Procesverloop

Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Raad.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2021. Appellant is zonder bericht niet verschenen. Geïntimeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. M. Valdink, werkzaam bij geïntimeerde.
De voorzitter heeft de behandeling ter zitting geschorst om bij afdeling Burgerzaken van het Openbaar Lichaam Bonaire (Burgerzaken) informatie over de woonplaats van appellant in te winnen. Na ontvangst van de gevraagde informatie heeft de voorzitter de behandeling van de zaak ter zitting gesloten en bepaald dat uitspraak wordt gedaan.

Overwegingen

1.1.
Op grond van artikel 104, tweede lid, van de War 1951 BES moet de appellant woonplaats kiezen in het Caribische deel van het koninkrijk.
1.2.
Op grond van artikel 105 van de War 1951 BES wijst de voorzitter van de Raad de inzender van een beroepschrift, die de voorschriften van artikel 104 van de War BES niet in acht heeft genomen, op het verzuim en nodigt hem uit dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.
1.3.
Appellant woonde op Bonaire toen hij op 11 november 2018 op luchthaven Schiphol, Nederland, als verdachte van het plegen van een strafbaar feit is aangehouden. Op 25 februari 2019 is appellant door de rechtbank in Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Appellant verbleef vanaf die datum in de Penitentiaire Inrichting te Vught (PI), Nederland.
1.4.
Op het hoger beroepschrift van 15 mei 2019 heeft appellant het adres van de PI vermeld als zijn verblijfadres. Appellant heeft via het e-mailadres van de PI met de Raad gecorrespondeerd. Naar aanleiding van de per e-mailbericht verzonden kennisgeving voor de zitting van 10 december 2021, heeft een medewerker van de PI meegedeeld dat appellant niet langer in de PI verbleef.
1.5.
Bij e-mailbericht van 26 november 2021, gericht aan het laatste bekende digitale adres van appellant, heeft de Raad appellant verzocht om zo spoedig mogelijk domicilie te kiezen in het Caribische deel van het Koninkrijk. Daarop heeft appellant niet gereageerd.
1.6.
Uit de op 22 december 2021 ontvangen informatie van de afdeling Burgerzaken is gebleken dat appellant sinds 11 januari 2019 uitgeschreven is uit het register burgerlijke stand van Bonaire.
1.7.
Uit 1.1 tot en met 1.6 volgt dat appellant niet heeft voldaan aan het in artikel 104, tweede lid, van de War 1951 BES opgenomen domicilievereiste, noch heeft voldaan aan het verzoek van de Raad om dit verzuim te herstellen.
2. De slotsom is dat het hoger beroep van appellant niet ontvankelijk is.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
verklaarthet hoger beroep
niet-ontvankelijk
Aldus gegeven door mrs. W.H. Bel als voorzitter, en L.J.J. Rogier en B. Nijland als leden, en in het openbaar uitgesproken te Curaçao op 12 januari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.