In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een disciplinaire ontslagbesluit van de Gouverneur van Sint Maarten. Appellant, een beveiligingsbeambte, heeft zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim door ongeoorloofd afwezig te zijn van zijn werk. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft op 21 december 2022 uitspraak gedaan. Appellant was sinds 1989 werkzaam bij de Dienst DMO-Facilitaire Zaken en had in 2018 een periode van arbeidsongeschiktheid. Na zijn hersteldverklaring in januari 2019 heeft hij zich niet gemeld om zijn werk te hervatten, wat leidde tot het stopzetten van zijn salaris en uiteindelijk tot het ontslagbesluit van de Gouverneur. De Raad heeft vastgesteld dat de Gouverneur voldoende heeft gemotiveerd dat appellant ongeoorloofd afwezig is geweest en dat hij niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit zijn ambtenarenstatus. De Raad heeft het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij het ontslag als niet onevenredig werd beschouwd in verhouding tot het gepleegde plichtsverzuim.