ECLI:NL:ORBAACM:2022:109

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
CUR2020H00259
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in ambtenarenzaken wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao. De appellant, die gedetineerd is, heeft zijn gemachtigde laten terugtrekken en heeft niet gereageerd op herhaalde verzoeken van de Raad om de gronden van het hoger beroep in te dienen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 104 van de RAr, die stipuleert dat het beroepschrift de gronden moet bevatten waarop het hoger beroep berust. Ondanks meerdere verzoeken om dit verzuim te herstellen, heeft de appellant geen actie ondernomen. Hierdoor heeft de Raad, op basis van artikel 106 van de RAr, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
CURAÇAO

Beschikking

op grond van artikel 106, eerste lid, van de RAr in het hoger beroep van:

[Appellant],

wonend te Curaçao,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van
6 juli 2020, CUR201602073, (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant,
en

de Regering van Curaçao

gemachtigde: mr. N. Nersicio

Procesverloop

Appellant is bij landsbesluit van 28 oktober 2015, in verband met de overgang naar het Gereorganiseerde Korps Politie Curaçao, met ingang van 1 december 2013 benoemd in de functie van Medewerker Noodhulp/Handhaving, schaal 6p, trede 3 (plaatsingsbesluit).
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van appellant tegen het plaatsingsbesluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

Overwegingen

1.1.
Op grond van artikel 104, eerste lid, aanhef en onder c, van de RAr houdt het beroepschrift de gronden in waarop het hoger beroep berust.
1.2.
Op grond van artikel 105 van de RAr wijst de voorzitter van de Raad de inzender van een beroepschrift, die de voorschriften van artikel 104 van de RAr niet in acht heeft genomen, op het verzuim en nodigt hem uit dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.
1.3.
De Raad kan met toepassing van artikel 106, eerste lid, van de RAr degene die niet heeft voldaan aan het onder 1.2 bedoelde verzoek, zonder nader onderzoek niet-ontvankelijk verklaren.
1.4.
De toenmalige gemachtigde (gemachtigde) van appellant heeft op 10 augustus 2020 een pro forma hoger beroepschrift ingediend bij de Raad. Hij heeft daarbij vermeld dat de gronden van het hoger beroep zullen worden ingediend na een door de Raad daarvoor te stellen termijn.
1.5.
Bij brief van 4 september 2020 heeft de Raad de gemachtigde verzocht binnen vier weken na 4 september 2020, later nog verlengd tot 30 oktober 2020, een aanvullend beroepschrift in te dienen.
1.6.
Aan het uitblijven van een reactie van de gemachtigde is onbedoeld geen gevolg gegeven. De Raad heeft de gemachtigde op 21 januari 2022 dan ook opnieuw verzocht om een aanvullend beroepschrift in te dienen, binnen vier weken na 21 januari 2022. Deze termijn is op verzoek van de gemachtigde verlengd tot 21 maart 2022.
1.7.
Bij mailbericht van 21 maart 2022 heeft de gemachtigde de Raad meegedeeld dat hij zich van de zaak terugtrekt omdat appellant inmiddels gedetineerd is.
1.8.
Bij brieven van 2 augustus 2022 en 9 september 2022 heeft de Raad appellant verzocht om, indien hij het hoger beroep wil voortzetten, uiterlijk op 5 respectievelijk 30 september 2022 de gronden daarvan in te dienen. Tevens heeft de Raad appellant er daarbij op gewezen dat zijn hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien hij niet reageert op het verzoek. De Raad heeft de brieven van 2 augustus 2022 en 9 september 2022 bij appellant in de gevangenis laten bezorgen en hem laten tekenen voor ontvangst.
1.9.
Appellant heeft niet op de onder 1.8 genoemde brieven gereageerd.
1.10.
Gelet op de overwegingen 1.1 tot en met 1.9 is het hoger beroep niet-ontvankelijk. De Raad doet dan ook met toepassing van artikel 106, eerste lid, van de RAr zonder verder onderzoek uitspraak bij beschikking.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
verklaarthet hoger beroep
niet-ontvankelijk
Aldus gegeven door mrs. W.H. Bel, voorzitter en J. Sybesma en P. Klik, leden, en uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.