In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Sint Maarten op 18 november 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van de Gouverneur van Sint Maarten. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten van 1 oktober 2018, waarin het bezwaar van appellante tegen een besluit van 16 november 2017 ongegrond was verklaard. Appellante had op 5 november 2018 hoger beroep ingesteld, maar dit was niet binnen de wettelijke termijn van dertig dagen, zoals vastgelegd in artikel 98, eerste lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (RAr), ingediend.
Tijdens de zitting op 19 november 2020 in Curaçao, waar partijen via videoverbinding aan deelnamen, werd de zaak aangehouden en op 18 november 2021 opnieuw behandeld in Sint Maarten. Appellante was niet verschenen, terwijl de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Brandon, wel aanwezig was. De Raad overwoog dat er geen geschil bestond over het feit dat het hoger beroep te laat was ingediend. Appellante voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege persoonlijke omstandigheden van haar gemachtigde, die zijn moeder had verloren.
De Raad oordeelde echter dat de gemachtigde geen adequate maatregelen had genomen om zijn praktijk te waarborgen tijdens zijn afwezigheid. De Raad benadrukte dat de gevolgen van het handelen of nalaten van een gemachtigde voor rekening komen van de cliënt. Gezien deze overwegingen verklaarde de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen.