In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die eervol ontslagen is door de Gouverneur van Sint Maarten. Het ontslag vond plaats op 1 februari 2019, na een periode van vrijstelling van dienst die begon op 1 december 2013. De ambtenaar had verzocht om verlenging van deze vrijstelling, maar dit werd afgewezen. De Gouverneur stelde dat de ambtenaar zijn functie niet had geaccepteerd en dat hij bleef werken bij Postal Services Sint Maarten N.V. (PSS).
De ambtenaar heeft bezwaar aangetekend tegen het ontslag, maar het Gerecht in Ambtenarenzaken verklaarde dit bezwaar ongegrond. In hoger beroep herhaalde de ambtenaar zijn klachten over de procedure en het gebrek aan tijdige reacties op zijn verzoeken. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de ambtenaar niet voldoende had onderbouwd waarom de eerdere uitspraak onjuist was.
De Raad concludeerde dat de ambtenaar zelf verantwoordelijk was voor zijn situatie, omdat hij niet had gereageerd op de aangeboden functies en dat het Gerecht terecht had geoordeeld over de procedurele onzorgvuldigheid. Het hoger beroep werd afgewezen en de eerdere uitspraak werd bevestigd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 december 2021.