ECLI:NL:ORBAACM:2021:77

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
31 december 2021
Zaaknummer
SXM2020H00103
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen eervol ontslag van ambtenaar in Sint Maarten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die eervol ontslagen is door de Gouverneur van Sint Maarten. Het ontslag vond plaats op 1 februari 2019, na een periode van vrijstelling van dienst die begon op 1 december 2013. De ambtenaar had verzocht om verlenging van deze vrijstelling, maar dit werd afgewezen. De Gouverneur stelde dat de ambtenaar zijn functie niet had geaccepteerd en dat hij bleef werken bij Postal Services Sint Maarten N.V. (PSS).

De ambtenaar heeft bezwaar aangetekend tegen het ontslag, maar het Gerecht in Ambtenarenzaken verklaarde dit bezwaar ongegrond. In hoger beroep herhaalde de ambtenaar zijn klachten over de procedure en het gebrek aan tijdige reacties op zijn verzoeken. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de ambtenaar niet voldoende had onderbouwd waarom de eerdere uitspraak onjuist was.

De Raad concludeerde dat de ambtenaar zelf verantwoordelijk was voor zijn situatie, omdat hij niet had gereageerd op de aangeboden functies en dat het Gerecht terecht had geoordeeld over de procedurele onzorgvuldigheid. Het hoger beroep werd afgewezen en de eerdere uitspraak werd bevestigd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 december 2021.

Uitspraak

Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (RAr)
Uitspraakdatum: 9 december 2021
Zaaknummer: SXM2020H00103

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
SINT MAARTEN
Uitspraak op het hoger beroep van:

[Appellant],

wonend in Sint Maarten,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten (Gerecht) van 10 augustus 2020, SXM201900943 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant,
en

de Gouverneur van Sint Maarten

geïntimeerde,
gemachtigde: R.F. Gibson

Procesverloop

Bij Landsbesluit van 29 januari 2019 (bestreden besluit), aangevuld bij Landsbesluit van 22 juli 2019, heeft geïntimeerde appellant met ingang van 1 februari 2019 eervol ontslagen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
Appellant heeft verzocht de behandeling van zijn zaak aan te houden. De Raad heeft dat verzoek afgewezen.
De Raad heeft de zaak ter zitting op 18 november 2021 behandeld. Appellant is niet verschenen. Geïntimeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Gibson, bijgestaan door L. Hakkens.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant was werkzaam als [controller] Geïntimeerde heeft appellant gedurende de periode van 1 december 2013 tot en met 30 november 2014, zonder behoud van inkomen en zonder garantie op herstel in zijn functie, vrijstelling van dienst verleend in verband met zijn dienstverband met Postal Services Sint Maarten N.V. (PSS). Verzoeken van appellant om de periode van vrijstelling van dienst te verlengen heeft geïntimeerde afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft geïntimeerde in essentie ten grondslag gelegd dat appellant is blijven werken bij PSS en de door geïntimeerde vanaf medio 2016 aangeboden functies niet heeft geaccepteerd.
1.2.
Het Gerecht heeft in de aangevallen uitspraak, kort samengevat, overwogen dat appellant onvoldoende heeft onderbouwd dat de procedure die tot zijn ontslag heeft geleid zodanig onzorgvuldig is geweest dat om die reden het ontslagbesluit niet in stand kan blijven. Voor zover appellant heeft gesteld dat hem ten onrechte geen wachtgeld na zijn ontslag is verstrekt, heeft het Gerecht gewezen op het besluit van 12 september 2019, waarbij geïntimeerde het verzoek van appellant om wachtgeld heeft afgewezen. Omdat appellant tegen deze afwijzing geen rechtsmiddel heeft ingesteld is deze afwijzing geen onderwerp van het hier voorliggende geschil.
2. In hoger beroep heeft appellant zijn ook al in bezwaar naar voren gebrachte klacht herhaald dat geïntimeerde niet tijdig, dan wel in het geheel niet op zijn verzoeken, brieven en klachten heeft gereageerd. Verder heeft appellant aangevoerd, zo begrijpt de Raad, dat hij is ontslagen voordat hij om herplaatsing heeft kunnen verzoeken.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
De Raad overweegt allereerst dat de vraag of geïntimeerde tijdig en op alle verzoeken van appellant heeft gereageerd, los staat van het bestreden besluit en hier daarom buiten beschouwing kan worden gelaten. Verder is de Raad van oordeel dat appellant niet heeft onderbouwd waarom het oordeel van het Gerecht over de door appellant gestelde procedurele onzorgvuldigheid van het bestreden besluit onjuist of onvolledig is. De Raad ziet geen aanleiding om dit oordeel voor onjuist te houden. Voor zover appellant heeft aangevoerd dat hij niet om herplaatsing heeft kunnen verzoeken, kan de Raad appellant daarin niet volgen. Daarvoor verwijst de Raad op de in 1.1 vermelde feiten waaruit is op te maken dat appellant zelf is blijven doorwerken bij PSS en niet heeft gereageerd op de door geïntimeerde aangeboden functies.
3.2.
Uit wat is overwogen onder 3.1 volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. L.J.J. Rogier en
drs. P.J. Thijssen, leden, en in het openbaar uitgesproken te Curaçao op 9 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.