ECLI:NL:ORBAACM:2021:37

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
CUR2019H00272
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake procesbelang en gelijkheidsbeginsel bij politieopleiding

In deze zaak heeft appellante, de minister van Justitie van Curaçao, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao. De zaak betreft het procesbelang van appellante in relatie tot het afronden van de Basis Politie Opleiding (BPO) en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel. Appellante is sinds 1 december 2004 in dienst bij het Landelijk Politie Opleidingsinstituut en heeft vanaf 1 december 2011 als docent gewerkt bij het Opleidingsinstituut voor Rechtshandhaving en Veiligheidszorg. Na het indienen van een verzoek om examens af te leggen voor de resterende vakken van de BPO, werd dit verzoek door de geïntimeerde afgewezen. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Gerecht verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij voldeed aan de vereisten om als ambtenaar van politie aangesteld te worden.

In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak geoordeeld dat appellante wel degelijk procesbelang heeft, aangezien het niet afronden van de BPO haar carrièrekansen belemmert. De Raad heeft vastgesteld dat het Gerecht ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft de aangevallen uitspraak vernietigd. De Raad heeft het bezwaar van appellante ontvankelijk verklaard en de zaak terugverwezen naar het Gerecht voor een inhoudelijke behandeling. Tevens is de geïntimeerde veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op NAf 2.100,-.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
CURAÇAO
Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante],

appellante,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van
26 juni 2019, CUR201703221 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellante,
en

de minister van Justitie,

geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. L.S. Davelaar en K. Saleh, advocaten.

Procesverloop

Appellante heeft op 18 juli 2019 hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2021. Appellante is in persoon verschenen. Geïntimeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is op 1 december 2004 als docent/systeembeheerder in dienst getreden bij het Landelijk Politie Opleidingsinstituut (LPO).
1.2.
Appellante is met ingang van 1 december 2011 aangesteld als docent Initiële Opleiding bij het Opleidingsinstituut voor Rechtshandhaving en Veiligheidszorg (ORV).
1.3.
Na toestemming daartoe te hebben gekregen van de directie van LPO heeft appellante vakken van de Basis Politie Opleiding (BPO) gevolgd. Appellante heeft in een aantal vakken examens afgelegd.
1.4.
Appellante heeft geïntimeerde bij brief van 20 maart 2017 verzocht om examens te mogen afleggen in de resterende vakken van de BPO opdat zij de opleiding kan afronden.
1.5.
Geïntimeerde heeft het verzoek van appellante bij brief van 25 oktober 2017
(bestreden beschikking), aan appellante uitgereikt op 24 november 2017, afgewezen.
1.6.
Op 19 december 2017 heeft appellante bij het Gerecht bezwaar gemaakt tegen de bestreden beschikking.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft het Gerecht het volgende overwogen. Appellante heeft ter zitting verklaard dat zij met het afronden van de BPO ernaar streeft om aangesteld te worden als ambtenaar van politie, echter appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij aan de in artikel 8 van het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 (BRKPNA) gestelde vereisten voldoet om in die functie te worden aangesteld. Het resultaat dat appellante nastreeft kan daarom niet worden bereikt met de bezwaarprocedure, waardoor zij geen belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van haar bezwaar. Appellante heeft daarnaast ook niet aannemelijk gemaakt dat er een verschil in bezoldiging is tussen burgerdocenten en docenten die als ambtenaar van politie zijn aangesteld, noch dat zij als burgerdocent binnen het ORV geen doorgroeikansen heeft.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken grond tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft betoogd dat zij wel procesbelang heeft. Het niet afronden van de BPO betekent immers dat zij carrièrekansen misloopt. Verder is er sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel.
4.2.
Weliswaar beoogt appellante om uiteindelijk als ambtenaar van politie aangesteld te worden, maar het mogen afronden van de BPO is slechts één van meerdere voorwaarden hiertoe. Gelet op het bezwaarschrift beperkt hetgeen appellante met haar bezwaar wilde bereiken zich tot het alsnog mogen afronden van de BPO. Of appellante aan de vereisten van artikel 8 van het BRKPNA voldoet om als ambtenaar van politie te worden aangesteld is niet aan de orde. Gelet daarop had appellante belang bij een inhoudelijke behandeling van haar bezwaar.
4.3.
Het Gerecht heeft het voorgaande miskend en het bezwaarschrift van appellante ten onrechte niet-ontvankelijk geacht. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad acht het bezwaar ontvankelijk en wijst met toepassing van artikel 127, eerste lid, van de RAr de zaak voor inhoudelijke behandeling terug naar het Gerecht.
5. De Raad ziet aanleiding om geïntimeerde te veroordelen in de door appellante gemaakte proceskosten in bezwaar en hoger beroep. Deze stelt het Gerecht met overeenkomstige toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 2.100,- , te weten 1 punt voor het indienen van het bezwaar, 1 punt voor het bijwonen van de zitting bij het Gerecht en 1 punt voor het indienen van het hoger beroep, waarde per punt NAf 700,-.

Beslissing

De Raad:
  • verklaarthet hoger beroep
    gegrond;
  • vernietigtde aangevallen
    uitspraak;
  • verklaarthet bezwaar tegen bestreden beschikking
    ontvankelijk;
  • wijstde zaak
    terugnaar het Gerecht om dit bezwaar alsnog inhoudelijk te behandelen;
  • veroordeeltgeïntimeerde in de proceskosten van appellante in bezwaar en hoger beroep tot een bedrag van in totaal NAf 2.100,-.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en drs. P.J. Thijssen en
mr. L.J.J. Rogier, leden, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.