In deze zaak heeft appellante, de minister van Justitie van Curaçao, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao. De zaak betreft het procesbelang van appellante in relatie tot het afronden van de Basis Politie Opleiding (BPO) en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel. Appellante is sinds 1 december 2004 in dienst bij het Landelijk Politie Opleidingsinstituut en heeft vanaf 1 december 2011 als docent gewerkt bij het Opleidingsinstituut voor Rechtshandhaving en Veiligheidszorg. Na het indienen van een verzoek om examens af te leggen voor de resterende vakken van de BPO, werd dit verzoek door de geïntimeerde afgewezen. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Gerecht verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij voldeed aan de vereisten om als ambtenaar van politie aangesteld te worden.
In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak geoordeeld dat appellante wel degelijk procesbelang heeft, aangezien het niet afronden van de BPO haar carrièrekansen belemmert. De Raad heeft vastgesteld dat het Gerecht ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft de aangevallen uitspraak vernietigd. De Raad heeft het bezwaar van appellante ontvankelijk verklaard en de zaak terugverwezen naar het Gerecht voor een inhoudelijke behandeling. Tevens is de geïntimeerde veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op NAf 2.100,-.