Uitspraak
RAAD VAN BEROEP IN AMBTENARENZAKEN VAN CURACAO
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant],
de Regering van Curaçao,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Regering van Curaçao tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao, waarin het bezwaar van appellant tegen zijn disciplinair ontslag ongegrond werd verklaard. Appellant, werkzaam als beveiligingsmedewerker, werd op 23 mei 2016 in verzekerde bewaring gesteld wegens verdenking van drugssmokkel. Na een veroordeling op 17 maart 2017 voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumlandsverordening, verleende de Regering van Curaçao op 24 juli 2017 disciplinair ontslag aan appellant, met onmiddellijke tenuitvoerlegging. Appellant stelde dat hij onterecht was ontslagen, omdat anderen in vergelijkbare situaties niet ontslagen waren, en dat het Gerecht zijn bezwaar tegen het ontslag ten onrechte ongegrond had verklaard.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de zwaarte van het gepleegde strafbare feit in vergelijking met andere gevallen niet bepalend was voor de beslissing om appellant te ontslaan. De Raad benadrukte dat het verweten plichtsverzuim, in relatie tot de aard van de functie en de werkomgeving, leidend was voor de beslissing van de Regering. De Raad bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder veroordeling in proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 16 december 2020 door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.