Uitspraak
RAAD VAN BEROEP IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO
[appellant],
de Regering van Curaçao
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar, appellant, tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao. Appellant was werkzaam als Senior Operator bij het ministerie van Justitie en werd per 1 april 2018 ontslagen op basis van een landsbesluit, dat verband hield met een strafrechtelijke veroordeling. Appellant maakte bezwaar tegen het ontslagbesluit, maar het Gerecht verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk voor een deel en gegrond voor het ontslag, waarbij het ontslagbesluit nietig werd verklaard. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de nietigverklaring ten onrechte voor gedekt was verklaard, omdat de strafrechtelijke veroordeling ten tijde van het ontslag nog niet onherroepelijk was.
De Raad voor de Rechtspraak heeft het hoger beroep behandeld op 3 december 2020. Tijdens de zitting is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en ook de vertegenwoordiger van de Regering van Curaçao was aanwezig. De Raad overwoog dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen kennis had kunnen nemen van het landsbesluit dat zijn schorsing en de inhouding van zijn salaris regelde. De Raad concludeerde dat de inhouding van het salaris in rechte vaststond en dat appellant geen procesbelang had bij het opschuiven van de datum van zijn ontslag. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.