Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
[verzoekster],
de Gouverneur van Aruba,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
wijsthet verzoek om voorlopige voorziening
af.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 april 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van de Gouverneur van Aruba. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R.P. Lee, had bezwaar gemaakt tegen een disciplinaire straf van ontslag die haar was opgelegd door de geïntimeerde. Het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba had eerder het ontslagbesluit vernietigd, maar de geïntimeerde ging in hoger beroep. Verzoekster vroeg de Raad om een beslissing bij voorraad, zodat zij in haar functie hersteld zou worden en toegelaten zou worden tot een opleiding.
De voorzitter van de Raad, mr. D. Haan, heeft in zijn uitspraak aangegeven dat de geïntimeerde verplicht is om verzoekster te behandelen alsof zij niet ontslagen is, totdat de Raad het hoger beroep heeft afgedaan. Echter, de voorzitter kon geen verderstrekkende uitspraak doen dan al eerder was gedaan en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij heeft wel bepaald dat de bodemzaak op de eerstvolgende zitting van de Raad geagendeerd zal worden. De voorzitter merkte op dat hij geen dwangmiddelen kan toepassen om de geïntimeerde te dwingen uitvoering te geven aan de eerdere uitspraak, aangezien de Landsverordening Ambtenarenrechtspraak hiervoor geen basis biedt. Verzoekster kan in de bodemprocedure een vordering tot schadevergoeding indienen voor eventuele schade die zij lijdt door het niet naleven van de uitspraak.
De beslissing van de voorzitter is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.