ECLI:NL:ORBAACM:2020:12

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
AUA2019H00222
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in ambtenarenrechtspraak met betrekking tot ontslagbesluit

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 april 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van de Gouverneur van Aruba. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R.P. Lee, had bezwaar gemaakt tegen een disciplinaire straf van ontslag die haar was opgelegd door de geïntimeerde. Het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba had eerder het ontslagbesluit vernietigd, maar de geïntimeerde ging in hoger beroep. Verzoekster vroeg de Raad om een beslissing bij voorraad, zodat zij in haar functie hersteld zou worden en toegelaten zou worden tot een opleiding.

De voorzitter van de Raad, mr. D. Haan, heeft in zijn uitspraak aangegeven dat de geïntimeerde verplicht is om verzoekster te behandelen alsof zij niet ontslagen is, totdat de Raad het hoger beroep heeft afgedaan. Echter, de voorzitter kon geen verderstrekkende uitspraak doen dan al eerder was gedaan en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij heeft wel bepaald dat de bodemzaak op de eerstvolgende zitting van de Raad geagendeerd zal worden. De voorzitter merkte op dat hij geen dwangmiddelen kan toepassen om de geïntimeerde te dwingen uitvoering te geven aan de eerdere uitspraak, aangezien de Landsverordening Ambtenarenrechtspraak hiervoor geen basis biedt. Verzoekster kan in de bodemprocedure een vordering tot schadevergoeding indienen voor eventuele schade die zij lijdt door het niet naleven van de uitspraak.

De beslissing van de voorzitter is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
Zittingsplaats Aruba
Uitspraak van de voorzitter van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (de voorzitter) op het verzoek om een beslissing bij voorraad hangende het hoger beroep van:

[verzoekster],

wonend in Aruba,
verzoekster,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (het Gerecht), van 7 januari 2019, in zaak nr. GAZ AUA201801364 (de uitspraak), in het geding tussen:
verzoekster,
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia.

Procesverloop

Bij Landsbesluit van 21 maart 2018 no. 42 heeft de geïntimeerde verzoekster met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van ontslag opgelegd (het ontslagbesluit).
Bij de uitspraak heeft het Gerecht het daartegen door verzoekster ingestelde bezwaar gegrond verklaard en het ontslagbesluit vernietigd.
Tegen de uitspraak heeft geïntimeerde op 5 februari 2019 hoger beroep ingesteld bij de Raad (AUA2019H00028).
Bij brief, ontvangen op 1 augustus 2019, heeft verzoekster de Raad verzocht om een beslissing bij voorraad die ertoe strekt dat zij in haar functie bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba zal worden hersteld. Verder heeft zij bij brief, ontvangen op 27 augustus 2019, de Raad verzocht een ordemaatregel te treffen die ertoe strekt dat zij wordt toegelaten tot de opleiding VO-2 en het afsluitende examen.
Bij uitspraak van 19 september 2019 (de uitspraak) heeft de voorzitter het verzoek toegewezen in dier voege dat het ontslagbesluit wordt geschorst en heeft hij het verzoek voor het overige afgewezen.
Bij brief van 18 oktober 2019 heeft verzoekster de Raad verzocht een nadere beslissing bij voorraad te nemen ertoe strekkende geïntimeerde te bevelen uitvoering te geven aan de uitspraak (het verzoek).

Overwegingen

1. Uit de uitspraak volgt dat geïntimeerde tot aan de afdoening door de Raad van het appel verzoekster moet behandelen als ware zij niet ontslagen. Geïntimeerde is rechtens gehouden, behoudens een nieuw te nemen besluit, daaraan te voldoen.
Het niet voldoen aan de rechtsplicht uitvoering te geven aan de uitspraak kan de voorzitter niet met een dwangmiddel sanctioneren. De La biedt voor beslissingen bij voorraad daartoe geen aanknopingspunten.
Voor de mogelijke schade die verzoekster ondervindt van het geen gevolg geven door geïntimeerde aan de uitspraak kan zij een vordering tot schadevergoeding doen in de aanhangige bodemprocedure.
2. Nu de voorzitter geen verderstrekkende uitspraak kan doen dan hij bij de uitspraak reeds heeft gedaan, is verdere behandeling van het verzoek niet zinvol. De voorzitter zal dit daarom direct afwijzen. Wél zal hij het ertoe leiden dat de bodemzaak voor de eerstvolgende zitting van de Raad te Aruba zal worden geagendeerd.

Beslissing

De voorzitter
wijsthet verzoek om voorlopige voorziening
af.
Aldus gegeven door mr. D. Haan, voorzitter, en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2020 in tegenwoordigheid van mr. H.L. Loef, griffier.
Tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.