ECLI:NL:ORBAACM:2019:4

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
28 januari 2019
Zaaknummer
RvBAz AUA2015H00005
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D. Haan
  • A.H.M. van de Leur
  • L.C. Hoefdraad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om uitstel en bevordering in ambtenarenrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken. De zaak betreft een verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting, dat door de Raad voor de Rechtspraak in strijd met de goede procesorde werd bevonden. De Raad stelt dat een verzoek om uitstel alleen kan worden toegewezen bij zeer bijzondere omstandigheden, wat in dit geval niet aan de orde was. De gemachtigde van appellante had op de dag van de zitting contact opgenomen voor rechtsbijstand, maar dit werd niet als een bijzondere omstandigheid beschouwd.

Daarnaast richtte appellante zich in hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht, omdat zij meende dat zij ten onrechte niet met ingang van 1 september 2013 was bevorderd naar schaal 8. De Raad oordeelt echter dat de bevordering naar schaal 8 niet aan de orde was in het plaatsingsbesluit waartegen het bezwaar was gemaakt. De Raad concludeert dat de door appellante aangevoerde gronden niet relevant zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het plaatsingsbesluit, en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan leiden tot een oordeel dat het besluit onrechtmatig is.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 17 januari 2019, waarbij de Raad de zaak in het openbaar heeft behandeld.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 17 januari 2019
Zaaknummer: RvBAz AUA2015H00005

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
Zittingsplaats Aruba
Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante],

wonend in Aruba,
appellante,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken, zittingsplaats Aruba, van 7 september 2015 in zaak nr. 1779 van 2013, in het geding tussen:
appellante
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. I.L. Ras-Orman, werkzaam bij de Dienst Wetgeving en
Juridische Zaken.

Procesverloop

Bij Landsbesluit van 5 juni 2013 heeft geïntimeerde appellante met ingang van 1 september 2011 definitief geplaatst in de functie van Allround medewerker Documenten en Inlichtingen bij de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (de functie), en haar ook per de laatst vermelde datum bevorderd naar de rang van adjunct‑commies 1ste klasse, bezoldigd naar schaal 7, dienstjaar 9, met vaststelling van de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging van bezoldiging op 1 september 2013 (het plaatsingsbesluit).
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2018. Appellante is daar niet verschenen. Geïntimeerde werd daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De Raad stelt voorop dat de goede procesorde zich verzet tegen toewijzing van het daags voor de zitting ontvangen schriftelijk verzoek van appellante om uitstel van de behandeling ter zitting. Een dergelijk verzoek zou alleen toewijsbaar zijn als er zeer bijzondere, buiten de macht van betrokkene liggende omstandigheden zijn, die de aanwezigheid ter zitting verhinderen. Het verzoek vermeldt daar niets over. Zo de gemachtigde van appellante eerst die dag door haar zou zijn benaderd voor rechtsbijstand, is dat voor rekening van appellante en geen bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld.
2. In hoger beroep richt appellante zich uitsluitend tegen de aangevallen uitspraak voor zover het Gerecht daarbij miskend zou hebben dat geïntimeerde haar ten onrechte niet met ingang van 1 september 2013 heeft bevorderd naar schaal 8, de maximum waardering voor de functie.
Bij het plaatsingsbesluit, waar het bezwaar van appellante zich tegen richtte, was de door appellante gewenste bevordering naar schaal 8 per vermelde datum echter nog helemaal niet aan de orde. Nu het in deze procedure alleen kan gaan over de (on)rechtmatigheid van het plaatsingsbesluit, valt de door appellante gewenste bevordering buiten de omvang van dit geding. Wat appellante daarover naar voren heeft gebracht, met name het beroep op het gelijkheidsbeginsel, kan dan ook niet leiden tot het oordeel dat het plaatsingsbesluit onrechtmatig is, en behoeft dus geen verdere bespreking.
3. De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak in stand kan blijven.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. D. Haan, voorzitter, en A.H.M. van de Leur en L.C. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.