Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
[appellante],
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
verklaarthet hoger beroep
niet-ontvankelijk.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om de niet-tijdige indiening van een hoger beroep door appellante, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Bonaire. Het hoger beroep was ingediend op 21 mei 2018, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat dit niet in overeenstemming was met de geldende procedure. De appellante had een beroepschrift ingediend dat gedateerd was op 25 mei 2013, maar de hardcopy van dit beroepschrift werd pas bijna vijf jaar later ingediend. De Raad stelt vast dat de indiening per fax niet correct was uitgevoerd, aangezien er geen bevestiging van ontvangst bij de Griffie was, en de hardcopy pas veel later was ingediend. Hierdoor werd het hoger beroep niet in behandeling genomen, wat voor risico van appellante komt. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend en verklaart het niet-ontvankelijk.
De Raad heeft de zaak behandeld in de samenstelling van mrs. D. Haan, L.C. Hoefdraad en J. Sybesma. Na de zitting op 13 december 2018, waarbij appellante en haar gemachtigde aanwezig waren, is mr. Lieuw overleden en vervangen door mr. J. Sybesma. De Raad heeft de partijen toestemming gevraagd om zonder nieuwe zitting uitspraak te doen. De Raad overweegt dat de appellante niet heeft voldaan aan de vereisten voor het indienen van het hoger beroep, zoals vastgelegd in de Wet op de Ambtenarenrechtspraak. De Raad wijst erop dat de procedurele fouten van de advocaat van appellante hebben geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Raad besluit dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.