Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
[appellant],
de Regering van het Land Curaçao,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 september 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om met terugwerkende kracht in de functie van Adviseur/Consulent-E te worden benoemd. Appellante, die sinds 12 juli 2010 werkzaam was voor het voormalige Eilandgebied Curaçao, had eerder verzoeken ingediend om haar met terugwerkende kracht te benoemen in een hogere functie, maar deze verzoeken waren afgewezen. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij door of namens de verweerder de opdracht had gekregen om een andere functie te vervullen dan waarin zij was aangesteld. Dit gebrek aan bewijs leidde tot de conclusie dat de geïntimeerde niet verplicht was om appellante in de functie aan te stellen, ondanks het feit dat zij dezelfde werkzaamheden verrichtte als twee collega’s die wel in die functie waren aangesteld.
De Raad benadrukte dat de aanstellingen van de collega’s niet noodzakelijkerwijs de feitelijke werkzaamheden van appellante weerspiegelden en dat appellante geen aanspraak kon maken op de verzochte aanstelling op basis van het gelijkheidsbeginsel. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken, die het bezwaar van appellante gedeeltelijk niet-ontvankelijk en verder ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.