Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
[Appellante],
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die eervol ontslag heeft gekregen van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De ambtenaar, die sinds 1 februari 2011 als loketmedewerker bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst Caribisch Nederland (IND CN) werkte, heeft vanaf 30 mei 2013 tot haar ontslag op 1 december 2015 niet meer gewerkt. Dit volgde na een conflict met haar unitmanager, wat leidde tot een klachtbrief. Hoewel zij aanvankelijk arbeidsongeschikt was, werd zij op 10 oktober 2014 door de bedrijfsarts arbeidsgeschikt verklaard voor twee uren per dag, wat later werd uitgebreid naar volledige arbeidsgeschiktheid per 8 juni 2015.
De minister heeft haar ontslag verleend op basis van het willekeurig verbreken van het dienstverband. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de ambtenaar vanaf medio juni 2015 niet op haar werk is verschenen, terwijl er geen beletselen meer waren voor haar om haar werkzaamheden te hervatten. De Raad onderschrijft de overwegingen van het Gerecht in Ambtenarenzaken, dat de ambtenaar een ontoelaatbare keuze heeft gemaakt door niet te verschijnen, ondanks haar verplichting om te werken.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep, aangezien de ambtenaar niet kan kiezen om niet te komen werken op basis van onmin op de werkvloer. De Raad concludeert dat de ambtenaar verantwoordelijk is voor de gevolgen van haar keuze om haar werkzaamheden niet te vervullen.