ECLI:NL:ORBAACM:2018:14

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
CUR2017H00036
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening in ambtenarenzaak met betrekking tot Landsbesluit en nieuw feit

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 september 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B. Lie-Atjam, had op 10 mei 2017 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 2 augustus 2016. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat er nieuwe feiten waren die de eerdere uitspraak in twijfel zouden kunnen trekken.

De Raad heeft het verzoek behandeld op 5 september 2018, waarbij de Regering van Curaçao werd vertegenwoordigd door mr. J.G. Ricardo. De Raad overwoog dat op grond van artikel 135 van de RAr 1951 een verzoek om herziening binnen drie maanden na het bekend worden van nieuwe feiten moet worden ingediend. De verzoeker had een verklaring overgelegd, gedateerd 6 april 2017, waarin werd gesteld dat hij geen kennis had genomen van het Landsbesluit van 10 januari 2013. De Raad concludeerde echter dat deze verklaring te laat was ingediend en niet als nieuw feit kon worden aanvaard.

De Raad oordeelde dat de verklaring niet afdoet aan de eerdere overwegingen, aangezien de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het tijdig in ontvangst nemen van het besluit. De Raad concludeerde dat het herzieningsverzoek moest worden afgewezen, omdat de verzoeker niet tijdig had gereageerd op het besluit en de gevolgen daarvan voor zijn rekening kwamen. De beslissing om het verzoek om herziening af te wijzen werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
Zittingsplaats Curaçao
Uitspraak op het verzoek om herziening van:

[Naam],

wonend in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. B. Lie-Atjam, advocaat,
betreffende de uitspraak van de Raad van 2 augustus 2016, zaaknr. 2015/67291 (de uitspraak), in het geding tussen:

de Regering van Curaçao,

en
verzoeker.

Procesverloop

Bij schrijven van 10 mei 2017 heeft verzoeker de Raad verzocht om de uitspraak te herzien.
De Raad heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 september 2018, waar verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De Regering van Curaçao werd daar vertegenwoordigd door mr. J.G. Ricardo, werkzaam bij het land Curaçao.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 135, eerste lid, van de RAr 1951 is ieder die partij was in een geding bevoegd binnen drie maanden nadat van enige omstandigheid als in het tweede lid bedoeld is gebleken de herziening van een onherroepelijke of onherroepelijk geworden uitspraak te verzoeken. Op grond van het tweede lid wordt de herziening verzocht op grond dat gebleken is van enige omstandigheid die bij de behandeling van het beroep aan de Raad niet bekend was, en die op zichzelf of in verband met andere feiten of omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de uitspraak van de Raad.
2. Verzoeker heeft aangevoerd dat de Raad bij de uitspraak op onjuiste gronden heeft geoordeeld dat het Landsbesluit van 10 januari 2013, waarbij een eerder gelijkluidend verzoek van hem reeds was afgewezen, onherroepelijk is geworden, op grond waarvan het Landsbesluit van 29 januari 2014 op zijn latere verzoek van 24 april 2013 werd aangemerkt als de afwijzing van een herhaalde aanvraag, die niet kon leiden tot een hernieuwde rechterlijk beoordeling. Als nieuw feit ter zake heeft verzoeker een schriftelijke verklaring, gedateerd 6 april 2017, overgelegd van [naam], waaruit zou moeten blijken dat hij geen kennis heeft genomen van de inhoud van het Landsbesluit van 10 januari 2013 (de verklaring).
3. De Raad stelt vast dat de verklaring pas zeven maanden na de datum van verzending van de uitspraak is opgesteld. Gesteld noch gebleken is dat die verklaring niet binnen drie maanden na de uitspraak had kunnen worden verkregen. Daarmee is die verklaring te laat om als nieuw feit te kunnen worden aanvaard. Overigens doet die verklaring ook geen ernstige twijfel ontstaan aan de juistheid van de uitspraak, nu die verklaring niet afdoet aan de overweging van de Raad dat de gevolgen van de weigering het betrokken besluit in ontvangst te nemen voor rekening en risico van verzoeker behoren te blijven. Waar het om gaat is dat hij toen kennis had kunnen nemen van de inhoud, maar er - beweerdelijk - voor heeft gekozen dat niet te doen. Daarmee heeft hij de mogelijkheid tijdig bezwaar te maken tegen dat besluit verspeeld en is dat in rechte onaantastbaar geworden.
4. De slotsom is dat het herzieningsverzoek moet worden afgewezen.

Beslissing

De Raad
wijsthet verzoek om herziening
af.
Aldus gegeven door mr. D. Haan, voorzitter, en mrs. L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
Verzonden: