Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
[Naam],
de Regering van Curaçao,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
wijsthet verzoek om herziening
af.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 september 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B. Lie-Atjam, had op 10 mei 2017 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 2 augustus 2016. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat er nieuwe feiten waren die de eerdere uitspraak in twijfel zouden kunnen trekken.
De Raad heeft het verzoek behandeld op 5 september 2018, waarbij de Regering van Curaçao werd vertegenwoordigd door mr. J.G. Ricardo. De Raad overwoog dat op grond van artikel 135 van de RAr 1951 een verzoek om herziening binnen drie maanden na het bekend worden van nieuwe feiten moet worden ingediend. De verzoeker had een verklaring overgelegd, gedateerd 6 april 2017, waarin werd gesteld dat hij geen kennis had genomen van het Landsbesluit van 10 januari 2013. De Raad concludeerde echter dat deze verklaring te laat was ingediend en niet als nieuw feit kon worden aanvaard.
De Raad oordeelde dat de verklaring niet afdoet aan de eerdere overwegingen, aangezien de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het tijdig in ontvangst nemen van het besluit. De Raad concludeerde dat het herzieningsverzoek moest worden afgewezen, omdat de verzoeker niet tijdig had gereageerd op het besluit en de gevolgen daarvan voor zijn rekening kwamen. De beslissing om het verzoek om herziening af te wijzen werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.