ECLI:NL:ORBAACM:2018:11

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
CUR2016H00075
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een ambtenaar wegens onherroepelijke veroordeling tot vrijheidsstraf en de toepassing van ambtenarenrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die is ontslagen op basis van een onherroepelijke veroordeling tot vrijheidsstraf wegens ambtelijke omkoping. De appellant, werkzaam als douaneambtenaar, had gedurende een lange periode geld aangenomen van een zakenman die goederen importeerde. Hij werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en ontzetting van het recht om ambten te bekleden voor drie jaar. Deze veroordeling werd onherroepelijk na een arrest van de Hoge Raad op 7 oktober 2014.

De Raad voor de Rechtspraak, in deze zaak de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, oordeelde dat het Gerecht in Ambtenarenzaken de bezwaren van de appellant tegen het ontslagbesluit terecht ongegrond had verklaard. De appellant had niet kunnen aantonen dat er een beleid bestond waarbij alleen bij onvoorwaardelijke gevangenisstraffen ontslag werd verleend. De Raad benadrukte dat bij douaneambtenaren integriteit van het hoogste belang is en dat de bijkomende straf van ontzetting uit het recht op het bekleden van ambten de voortzetting van de aanstelling in de weg stond.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de bestreden uitspraak bevestigd. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 augustus 2018, na behandeling van de zaak op 16 mei 2018.

Uitspraak

Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (RAr 1951)

Uitspraakdatum: 30 augustus 2018
Zaaknummer: RvBAz CUR2016H00075

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
Zittingsplaats Curaçao
Uitspraak op het hoger beroep van:

[Naam],

wonend in Curaçao,
appellant,
gemachtigde: mr.W.E. Fortin, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken, zittingsplaats Curaçao, van 26 augustus 2016, in zaak nr. GAZ 2015/75650, in het geding tussen:
appellant,
en

de Regering van Curaçao,

geïntimeerde,
gemachtigde mr. N.R. Romero, werkzaam bij het Land.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 21 augustus 2015 heeft verweerder appellant op grond van artikel 103, eerste lid, aanhef en onder d, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) met ingang van1 oktober 2015 ontslag verleend (het ontslagbesluit).
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen de aangevallen uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contra-memorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2018, waar de gemachtigden van partijen zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 103, eerste lid, aanhef en onder d, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar worden ontslagen op grond van onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf.
2. Appellant was als douaneambtenaar in de rang van Hoofdkommies werkzaam bij het team passagiersafhandeling op de luchthaven Hato. In de uitoefening van die functie heeft hij over een lange periode meermalen geld aangenomen van een zakenman die wekelijks goederen uit Amerika importeerde. Uiteindelijk is appellant dienaangaande voor het misdrijf ambtelijke omkoping veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk en tot ontzetting van het recht tot het bekleden van ambten voor de tijd van drie jaar. Door het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2014 is die veroordeling onherroepelijk geworden.
Aan het ontslagbesluit heeft geïntimeerde die onherroepelijke veroordeling ten grondslag gelegd.
3. De Raad is van oordeel dat het Gerecht het bezwaar van appellant tegen het ontslagbesluit terecht en op goede gronden ongegrond heeft verklaard.
Ook in appel heeft appellant, tegenover de betwisting door geïntimeerde van die stelling, niet aannemelijk weten te maken dat geïntimeerde bij de toepassing van artikel 103, eerste lid, aanhef en onder d, van de Lma het beleid voert dat alleen bij een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ontslag wordt verleend. Aan het door appellant aangehaalde geval van een ambtenaar die een tweede kans heeft gekregen, kan niet worden ontleend dat dit staand beleid was. Dat geval kan ook niet op één lijn worden gesteld met het geval van appellant, reeds nu het daar geen douaneambtenaar betrof. Bij douaneambtenaren is integriteit van het hoogste belang. Bij een veroordeling als hier aan de orde is diegene niet te handhaven. Verder stond de bijkomende straf van ontzetting uit het recht op bekleden van ambten aan voortzetting van de aanstelling in de weg.
4. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond moet worden verklaard en de bestreden uitspraak kan worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad:
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. D. Haan, voorzitter, en mrs. L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
Verzonden: