Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
[Appellant],
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Bonaire. De minister had bezwaar aangetekend tegen een ontslagbesluit dat op 20 december 2016 was genomen, waarbij hij primair was ontslagen uit 's Rijks dienst met ingang van 1 januari 2017. Het Gerecht verklaarde het bezwaar van de minister op 16 juni 2017 niet-ontvankelijk, omdat de gronden van het bezwaar niet waren ingediend, ondanks een uitnodiging om dit te doen. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft de zaak op 13 maart 2018 behandeld. De gemachtigde van de minister heeft op 18 januari 2017 een pro-forma bezwaarschrift ingediend, maar dit bevatte geen inhoudelijke gronden. De Raad overweegt dat het Gerecht terecht heeft geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn de gronden van het bezwaar heeft ingediend. De Raad verwijst naar de relevante artikelen van de Wet Ambtenarenrechtspraak 1951 BES, die vereisen dat een bezwaarschrift de gronden moet bevatten.
De Raad concludeert dat het Gerecht in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De omstandigheid dat de gemachtigde nalatig was, vormt geen uitzonderlijke situatie die het Gerecht noopte om van deze bevoegdheid af te zien. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.