In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken, die zijn bezwaar tegen een disciplinaire maatregel niet-ontvankelijk heeft verklaard. De zaak betreft een beschikking van de minister van Financiën, die op 8 oktober 2014 aan de appellant de toegang tot alle dienstlokalen van de douane heeft ontzegd. De minister heeft daarbij aangegeven voornemens te zijn om een disciplinaire straf op te leggen. De appellant heeft echter pas op 30 juli 2015 een bezwaarschrift ingediend, wat door het Gerecht als te laat werd beschouwd. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft echter geoordeeld dat de minister verzuimd heeft de beschikking te voorzien van een rechtsmiddelenclausule, waardoor de appellant in het ongewisse verkeerde over het door hem aan te wenden rechtsmiddel. De Raad heeft vastgesteld dat de klachtbrief van de appellant, die op 7 november 2014 is ingediend, als een tijdig bezwaarschrift moet worden aangemerkt. De Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerecht om daar te worden hervat in de stand waarin zij zich bevond, en heeft de aangevallen uitspraak vernietigd. De Raad heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen kosten zijn gemaakt die daarvoor in aanmerking komen.