Bij schrijven van 17 februari 2011 heeft de Minister aan alle medewerkers van de overheid bericht dat het voormalige Bestuurscollege op 5 oktober 2010 had besloten om de voordrachten van de kandidaten voor het Topkader van de bestuurlijke organisatie van Curaçao in te trekken en om een tweede werving en selectie procedure op te starten, waarmee de Raad van Ministers op 1 december 2010 akkoord is gegaan, op die wijze dat de eerder voorgedragen kandidaten niet opnieuw behoefden te solliciteren, maar zouden worden betrokken in de nieuwe (eind)selectieprocedure, nu uit te voeren door het externe bureau Aalse&Partners/Caribe (Aalse&Partners).
Aalse&Partners heeft bij schrijven van 21 april 2011 aan appellant bericht dat hij is voorgedragen voor de functie, waarbij hij erop werd geattendeerd dat dit niet betekent dat hij daarin wordt benoemd, omdat de Raad van Ministers daarover beslist. Ditzelfde hebben zij op die dag aan [A] bericht.
Bij memorandum van 26 april 2011, gericht aan alle ambtenaren van de overheid, heeft de Minister te kennen gegeven dat na de werving en selectie voor het Topkader door Aalse&Partners in totaal 55 mensen zijn voorgedragen voor 38 vacatures, zodat er nog een keuze gemaakt moest worden uit de geschikt bevonden kandidaten. De uiteindelijke selectie van de kandidaten heeft plaatsgevonden op harde en zachte criteria, gebaseerd op nader vermelde uitgangspunten. Verder is daarbij vermeld dat de voordrachten met de betrokken Ministers en in de Raad van Ministers is besproken en dat die laatste in zijn vergadering van 20 april heeft besloten de op de bijgevoegde lijst weergeven benoemingen goed te keuren. Op die lijst staat vermeld dat bij het Ministerie van Bestuur Planning & Dienstverlening [A] de kandidaat is die in de functie wordt benoemd.
Bij beschikking van 15 juli 2011 is [A] met ingang van 1 juni 2011 in vaste dienst benoemd in de functie (de benoeming), waarna hem bij beschikking van 12 augustus 2011 vrijstelling van dienst is verleend voor maximaal vijf jaar.
Nadat zijn gemachtigde daar schriftelijk om had verzocht, is de afwijzing op 6 februari 2012 naar appellant gezonden. Daarbij is vermeld dat de keuze voor de functie is gevallen op de andere kandidaat die door Aalse&Partners als gelijk geschikte kandidaat is voorgesteld, waarbij de samenstelling van het team en de mate waarin verwacht wordt dat die kandidaat invulling kan geven aan het door de regering uitgezette beleid heeft meegewogen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht aan de ongegrondverklaring van het bezwaar ten grondslag gelegd dat de beoordeling of de in het SSLC aangegeven weg is bewandeld achterwege kan blijven, omdat dit niet zou kunnen leiden tot benoeming van appellant in de functie, nu daarin reeds een ander is benoemd, en omdat appellant niet om schadevergoeding heeft gevraagd.