In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao, die op 31 maart 2015 een bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk had verklaard. De appellant had verzocht om twee brieven uit zijn personeelsdossier te verwijderen, maar dit verzoek werd door de Minister van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen afgewezen. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken oordeelt dat de afwijzing als een beschikking moet worden aangemerkt, waartegen bezwaar kan worden gemaakt bij het Gerecht. De Raad stelt dat het Gerecht de afwijzing moet toetsen aan de criteria van de Landsverordening bescherming persoonsgegevens (Lbp), aangezien de afwijzing betrekking heeft op de ambtelijke aanstelling van de appellant.
De Raad oordeelt dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar door het Gerecht onjuist was, omdat de afwijzing wel degelijk rechtsgevolgen heeft en dus als een beschikking moet worden beschouwd. De Raad wijst de zaak terug naar het Gerecht om het bezwaar van de appellant opnieuw te behandelen, nu het bezwaar tijdig is ingediend. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep, omdat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak van de Raad is openbaar uitgesproken op 2 augustus 2016.