In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, politieambtenaren in Curaçao, tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken. Appellanten hadden op 19 november 2012 verzocht om hun rechtspositie met terugwerkende kracht te corrigeren, maar het Gerecht verklaarde hun bezwaar tegen de fictieve weigering om op dit verzoek te beslissen niet-ontvankelijk. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat er eerst administratief beroep ingesteld moest worden. De Raad stelt vast dat op grond van artikel 120, eerste lid, van het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 geen administratief beroep openstond tegen de fictieve weigering. De Raad oordeelt dat appellanten tijdig bezwaar hebben gemaakt en dat het Gerecht het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad besluit om de aangevallen uitspraak te vernietigen en het bezwaar zelf te beoordelen, waarbij de Raad de Minister van Justitie opdraagt om binnen twee maanden een inhoudelijke beslissing te nemen op het verzoek van appellanten. Tevens wordt het land Curaçao veroordeeld tot betaling van proceskosten aan appellanten.