ECLI:NL:ORBAACM:2016:1

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 maart 2016
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
RvBAz 2015/74899
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen ontslagbesluit in ambtenarenrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ambtenaar tegen een ontslagbesluit dat door de Gouverneur van Sint Maarten is genomen. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Z.J. Bary, heeft in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen het ontslagbesluit, maar dit bezwaar werd door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht oordeelde dat de appellante eerst administratief beroep had moeten instellen bij de Gouverneur, voordat zij bezwaar kon maken. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 1 maart 2016 behandeld en kwam tot de conclusie dat het Gerecht ten onrechte de Minister van Justitie als verweerder had aangemerkt in plaats van de Gouverneur. De Raad oordeelde dat artikel 17, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) niet voorziet in een algemene regeling voor administratief beroep tegen alle beschikkingen op grond van de Lma. De Raad vernietigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het bezwaar van de appellante alsnog ontvankelijk. De zaak werd terugverwezen naar het Gerecht voor inhoudelijke behandeling van het bezwaar tegen het ontslagbesluit. Tevens werd het land Sint Maarten veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de appellante in hoger beroep.

Uitspraak

Regeling Ambtenarenrechtspraak

Uitspraakdatum: 1 maart 2016
Zaaknummer: RvBAz 2015/74899

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
Zittingsplaats Sint Maarten
Uitspraak op het hoger beroep van:

[…],

wonend in Sint Maarten,
appellante,
gemachtigde: mr. Z.J. Bary, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten, van 22 juni 2015, in zaaknr. GAZ 3/2015, in het geding tussen:
appellante
en

de Gouverneur van het land Sint Maarten,

geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. R.F. Gibson Jr. en C.M.P. van Hees, advocaten.

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2015 heeft geïntimeerde aan appellante met onmiddellijke ingang strafontslag verleend (het ontslagbesluit).
Bij uitspraak van 22 juni 2015 (de aangevallen uitspraak) heeft het Gerecht het bezwaar van appellante daartegen niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de aangevallen uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2016. Daar is appellante verschenen, vergezeld door haar gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich daar doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht geoordeeld dat het bezwaar van appellante gericht tegen het ontslagbesluit niet–ontvankelijk is, omdat zij alvorens daartegen bezwaar te maken geen gebruik heeft gemaakt van het administratief beroep, dat op grond van artikel 17, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) daartegen zou hebben opengestaan bij de Gouverneur. Gelet daarop zou artikel 35, vijfde lid, van het Reglement Ambtenarenrechtspraak (de RAr) aan het tegen het ontslagbesluit bij het Gerecht gemaakte bezwaar in de weg staan.
2. Op grond van artikel 35, vijfde lid, van de RAr kan, indien tegen beschikkingen, handelingen of weigeringen administratief beroep bestaat, het bezwaarschrift alleen worden gericht tegen de in beroep genomen beslissingen.
Op grond van artikel 36, eerste lid, is tot het indienen van een bezwaarschrift bevoegd de ambtenaar die door de aangevallen beschikkingen of de aangevallen handeling of weigering rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen. Op grond van het tweede lid is in het geding, ontstaan door het indienen van een bezwaarschrift, “klager” degene die het bezwaarschrift heeft ingediend en “verweerder” het orgaan tegen welks beschikking, handeling of weigering het bezwaar is gericht.
2.1
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) staat bezwaar open bij het bevoegd gezag tegen beschikkingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de RAr. Op grond van het tweede lid worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels gesteld met betrekking tot de indiening, de behandeling en de beoordeling van bezwaarschriften.
3. De Raad stelt ambtshalve voorop dat het Gerecht ten onrechte de Minister van Justitie als verweerder heeft aangemerkt in plaats de Gouverneur, die hier, zoals uit de partijvermelding in het hoofd van deze uitspraak al blijkt, als geïntimeerde wordt aangemerkt. Uit de artikelen 35 en 36 van de RAr in samenhang gelezen, volgt dat ‘klager’ in zijn bezwaarschrift de beschikking, handeling of weigering dient aan te duiden waartegen zijn bezwaar is gericht. ‘Verweerder’ is het bestuursorgaan dat die beschikking heeft genomen, verricht of uitgesproken. De bevoegde rechter dient zich ambtshalve een oordeel te vormen welk bestuursorgaan dat heeft gedaan en dient dat bestuursorgaan als verweerder bij het geding betrekken. Naar het Gerecht heeft miskend, doet een onjuist standpunt van de klager over wie als verweerder zou zijn aan te merken daaraan niet af. Het is dan ook onjuist, zoals het Gerecht heeft overwogen, dat een onjuist standpunt van klager daarover tot niet‑ontvankelijkheid van zijn bezwaar zou kunnen leiden.
4. Het Gerecht heeft verder ten onrechte het standpunt van geïntimeerde onderschreven dat uit artikel 17, eerste lid, van de Lma gelezen in samenhang met artikel 35, vijfde lid, van de RAr zou volgen dat appellant, alvorens bezwaar te kunnen maken tegen het ontslagbesluit, administratief beroep bij geïntimeerde had moeten indienen, zoals staat vermeld in de rechtsmiddelenclausule onder het ontslagbesluit.
4.1
Naar het oordeel van de Raad voorziet artikel 17, eerste lid, van de Lma niet in een algemene regeling die tegen alle als beschikking aan te merken beslissingen op grond van de Lma genomen administratief beroep openstelt bij het bevoegd gezag. Deze bepaling is als sluitstuk van Hoofdstuk III “Beoordeling en ranglijst” opgenomen en de werking ervan moet dan ook geacht worden te zijn beperkt tot de beschikkingen die dat tot onderwerp hebben, althans hun grondslag vinden in bepalingen uit dat hoofdstuk. Niet valt immers in te zien waarom een algemene regeling van administratief beroep, die betrekking zou hebben op alle beschikkingen die op grond van de Lma worden genomen, onder dit hoofdstuk met een specifiek onderwerp zou worden geplaatst. De Raad wijst erop op dat bij een andere lezing deze bepaling ook onverenigbaar is met artikel 89, zesde lid, van de Lma, waarin staat dat indien de strafoplegging plaatsvindt door een bij landsbesluit daartoe aangewezen functionaris, binnen 14 dagen na ontvangst daarvan bij het bevoegd gezag schriftelijk beroep van de betrokkene openstaat. Beide bepalingen voorzien erin dat beschikkingen die niet door het bevoegd gezag zijn genomen, alvorens ze aan de rechter te kunnen voorleggen, eerst nog door het bevoegd gezag heroverwogen kunnen worden. Nu in dit geval geïntimeerde het bevoegd gezag is en zelf het ontslagbesluit heeft genomen, bestaat die noodzaak hier niet en doet de situatie, waarop artikel 35, vijfde lid, van de RAr ziet, zich dan ook niet voor.
5. Uit het voorgaande volgt dat het Gerecht het bezwaar niet op goede gronden niet-ontvankelijk heeft geoordeeld. De aangevallen uitspraak moet derhalve worden vernietigd. Nu niet is gebleken dat er andere gronden zijn die nopen tot niet‑ontvankelijkverklaring van het bezwaar, zal de Raad dat alsnog ontvankelijk verklaren en met toepassing van artikel 127, eerste lid, van de RAr de zaak terugwijzen naar het Gerecht om te worden hervat in de stand, waarin zij zich bevond.
6. Geïntimeerde, die het standpunt heeft ingenomen dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard, dient in de proceskosten van appellante in hoger beroep te worden veroordeeld, als na te melden.

Beslissing

De Raad:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerecht ter inhoudelijke behandeling van het bezwaar van appellante tegen het ontslagbesluit; en
- veroordeelt het land Sint Maarten tot betaling van de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van USD 782,- (zegge: zevenhonderdentweeëntachtig Amerikaanse dollars), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te betalen aan appellante.
Aldus gegeven door mr. D. Haan, voorzitter, en A.R. Ramirez en mr. L.C. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.