ECLI:NL:OGHNAA:2012:BW5799

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 1243/10–H–55/11–GHIS 47764
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens onheus gedrag van werknemer

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, gaat het om een hoger beroep van een werknemer tegen zijn ontslag op staande voet. De werknemer, die werkzaam was bij Hyatt Aruba N.V., werd beschuldigd van onheus gedrag jegens een vrouwelijke collega. De zaak is ontstaan na een incident op 13 december 2009, waarbij de werknemer de billen van zijn collega zou hebben aangeraakt en daarbij een ongepaste opmerking zou hebben gemaakt. Het Hof heeft getuigenverklaringen gehoord van verschillende collega's die het incident hebben waargenomen.

De getuigenverklaringen boden voldoende steun aan de verklaring van de vrouwelijke collega, die aangaf dat de werknemer haar op ongepaste wijze had aangeraakt. Het Hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen, waaronder die van de vrouwelijke collega en andere medewerkers, consistent waren en de beschuldigingen tegen de werknemer bevestigden. De werknemer ontkende de beschuldigingen en stelde dat hij alleen had gegroet, maar het Hof vond zijn verklaring niet geloofwaardig.

Het Hof concludeerde dat het gedrag van de werknemer zodanig onheus was dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigde. De eerdere beschikking van de rechtbank werd vernietigd, en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten van Hyatt. De uitspraak benadrukt het belang van getuigenverklaringen in zaken van ongepast gedrag op de werkvloer en de gevolgen daarvan voor de betrokken werknemer.

Uitspraak

Registratienummer: EJ 1243/10–H–55/11–GHIS 47764
Uitspraak: 13 maart 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
in de zaak van:
[werknemer],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk verzoeker, thans appellant, tevens incidenteel geïntimeerde,
gemachtigden : mrs. L.J. Pieters en D.G. Kock,
tegen
de naamloze vennootschap
HYATT ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk verweerster, thans geïntimeerde, tevens incidenteel appellante,
gemachtigde: mr. A.E. Barrios.
Partijen worden hierna [werknemer] en Hyatt genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
Voor het eerdere verloop van de procedure in hoger beroep verwijst het Hof naar zijn tussen partijen gewezen beschikking van 17 mei 2011. Naar aanleiding van de in die beschikking gegeven bewijsopdracht heeft Hyatt vijf getuigen laten horen. In contra-enquête heeft [werknemer] zichzelf als getuige laten horen. Beide partijen hebben ver-volgens een conclusie na enquête genomen, waarna de beschikking is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1.1 Naar aanleiding van de door dit Hof bij voornoemde beschikking gegeven bewijsopdracht inhoudende dat Hyatt wordt toegelaten te bewijzen dat [werknemer] op 13 december 2009 de billen van zijn vrouwelijke collega [vrouwelijke collega] heeft aangeraakt en vervolgens heeft gezegd “next time I bite it”, heeft Hyatt laten horen [vrouwelijke collega], [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4].
2.1.2 De getuige[vrouwelijke collega] heeft verklaard, voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Ik stond die dag in de keuken voorovergebogen bij de tafel. [werknemer] kwam langs. Hij aaide met zijn hand over mijn billen. Hij raakte daarbij mijn gehele achterwerk. Ik zei dat ik het niet leuk vond en dat er de volgende keer consequenties aan zouden worden verbonden. Hij zei dat hij er de volgende keer in zou bijten. [P] stond toen aan de andere kant van de counter.
2.1.3 De getuige [getuige 2] heeft verklaard, voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Ik werd op 13 december 2009 door collega [getuige 4] benaderd. Hij zei dat hij [vrouwelijke collega] had gesproken en dat zij een beetje boos of overstuur was omdat [werknemer] haar had aangeraakt toen zij iets aan [P] vroeg. [getuige 4] zei dat hij dat van [vrouwelijke collega] had gehoord en toen naar [werknemer] was gegaan om hem dat te verbieden. Ik ben naar [vrouwelijke collega] gegaan die mij dat zelfde verhaal vertelde en dat [werknemer] had gezegd “next time I’ll bite it”. In het kantoor van de sous-chef hebben de restaurant-manager [getuige 3], [getuige 2], [P] (over wiens aanwezigheid ik niet zeker ben), [vrouwelijke collega] en ik gesproken met [werknemer], die zei dat het een grapje was. Ik heb diezelfde dag een verklaring opgesteld.
2.1.4 De getuige[getuige 3] heeft verklaard, voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Ik werd op een dag geroepen door [getuige 4]. Die vertelde mij dat er lichamelijk contact was geweest tussen [werknemer] en een andere medewerker genaamd [vrouwelijke col-lega]. Hij heeft haar achterwerk aangeraakt met zijn handen. Ik heb toen de directe chef [getuige 2] gevraagd om mij te vertellen wat er was gebeurd en ik heb [werknemer] ge-roepen. Hij bevestigde mij dat hij het achterwerk van [vrouwelijke collega] had aange-raakt met zijn handen. [getuige 2], [werknemer] en ik waren toen aanwezig.
2.1.5 De getuige [getuige 4] heeft verklaard, voor zover relevant en zakelijk weergege-ven:
Ik liep op een dag naar [getuige 2] restaurant toen ik [vrouwelijke collega] zag aankomen met een angstige en ongelukkige gezichtsuitdrukking. Toen ik haar vroeg wat er was zei zij na aandringen dat [werknemer] haar op haar achterwerk had geslagen toen zij voorovergebogen stond. Toen zij op die klap reageerde zei [werknemer] “I’ll bite next time”. Ik liep toen naar [werknemer] en vroeg hem of hij wist dat je bepaalde dingen niet kon doen. Hij had een schuldige en angstige uitdrukking op zijn gezicht en antwoordde mij “waarom is zij naar jou gekomen?”. Op de manier waarop hij dit zei en de wijze waarop hij zich gedroeg kon ik zien dat het verhaal van [vrouwelijke collega] waar was. Ik heb toen alles aan de MOD [getuige 2] verteld.
2.2 De in contra-enquête gehoorde partij [werknemer] heeft verklaard, voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Op de dag van het gebeuren heb ik [vrouwelijke collega], die voorovergebogen over een tafel stond, groetend op de rug geklopt. Ik groette haar daarbij en zij groette niet terug en reageerde helemaal niet en liep gewoon weg. Even later kwam [getuige 4] die mij zei dat wat ik had gedaan verkeerd was. Ik wist niet waar hij het over had. Na een poosje werd ik opgehaald door [getuige 1] die zei dat ik naar het kantoor van [getuige 2] moest gaan. Ik ben naar dat kantoor gegaan en heb verteld dat ik haar alleen had gegroet en, nadat [vrouwelijke collega] erbij kwam, heb ik de plek aangewezen waar ik haar had geraakt. Ik heb toen [vrouwelijke collega] gevraagd waarom zij de chef iets anders had verteld dan ik, waarop zij stil bleef. Ik ben toen naar huis gestuurd.
2.3 Naar het oordeel van het Hof vindt de verklaring van [vrouwelijke collega] voldoende steun in de verklaringen van [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4]. De verklaring van [werknemer] zelf staat daar zo haaks op dat daaraan voorbij moet worden gegaan onder meer omdat geen der verklaringen van de getuigen die aanwezig zijn geweest in het kan-toor de verklaring van [werknemer] wat de inhoud betreft ondersteunt.
2.4 Gelet op hetgeen het Hof in zijn tussenbeschikking onder 2.4 heeft geoordeeld, waar het Hof bij blijft, betekent dit dat thans vaststaat dat er sprake is geweest van gedrag dat zodanig onheus is geweest dat het het ontslag op staande voet kan dragen. Dit betekent dat de beschikking waarvan beroep moet worden vernietigd, onder afwijzing van het ver-zochte met veroordeling van [werknemer] in de aan de zijde van Hyatt gerezen proceskosten.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
wijst het door [werknemer] verzochte af;
veroordeelt [werknemer] in de aan de zijde van Hyatt gerezen proceskosten, in eerste aanleg begroot op Afl. 1.500,- voor gemachtigdensalaris en in hoger beroep begroot op Afl. 5.100,- voor gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, P.E. de Kort en A.J. Beuken-horst, leden van het Hof, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 13 maart 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.