ECLI:NL:OGHNAA:2010:BQ8987

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 137/2010
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlof met elektronisch toezicht en voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 3 september 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om verlof met elektronisch toezicht (E.T.) en voorwaardelijke invrijheidstelling (V.I.) van verzoeker, geboren in 1955 op Curaçao en thans gedetineerd. Het verzoek om verlof met E.T. was ingediend op 17 augustus 2010, waarbij de gemachtigde van verzoeker verzocht om een beslissing van het Land de Nederlandse Antillen en/of de Minister van Justitie binnen 24 uur. Tijdens de behandeling op 31 augustus 2010 in raadkamer, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd duidelijk dat verzoeker niet langer in aanmerking wenste te komen voor het verlof met E.T. Dit leidde ertoe dat het Hof niet meer hoefde te oordelen over de rechtmatigheid van de eerdere Ministeriële Beschikking van 19 oktober 2009, die verzoeker het verlof had geweigerd.

Verzoeker was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, met een voorwaardelijke invrijheidsstelling vastgesteld op 10 oktober 2010. De gemachtigde van verzoeker heeft in de raadkamer ook aangegeven dat verzoeker een beslissing over V.I. wenst. Het Hof oordeelde dat er geen verzoek aan de Minister van Justitie was gedaan voor toepassing van de V.I.-regeling en dat de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling nog niet was bereikt. Hierdoor was er geen dringende noodzaak voor het Hof om een beslissing te bevelen aan de Minister van Justitie. Het Hof concludeerde dat het verzoek ex artikel 43 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering moest worden afgewezen.

De beschikking werd uitgesproken door de rechters J.R. Sijmonsma, P.E. de Kort en J.P. de Haan, en is in tegenwoordigheid van de griffier op Curaçao gegeven.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 september 2010
Zaaknummer: HAR 137/2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
B E S C H I K K I N G
gegeven op het verzoek ex artikel 43 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 1955 op Curaçao,
thans gedetineerd op Curaçao,
hierna te noemen: verzoeker.
1. Procesgang en onderzoek van de zaak
1.1 Op 17 augustus 2010 is ter griffie van het Hof een verzoekschrift ingekomen, dat het verzoek inhoudt om het Land de Nederlandse Antillen en/of de Minister van Justitie te bevelen om binnen 1 x 24 uur een beslissing te nemen over het alsnog verlenen van verlof aan verzoeker.
1.2 Het verzoek is behandeld door het Hof in raadkamer van 31 augustus 2010 op Curaçao. Verschenen en gehoord zijn verzoeker en diens gemachtigde mr. J.J. Oedjaghir en de (waarnemend) procureur-generaal mr. A.C. van der Schans. De gemachtigde van verzoeker heeft een schriftelijke toelichting met producties overgelegd.
1.3 Beschikking is bepaald op heden.
2. Feiten
2.1 Verzoeker is bij vonnis van het Hof van 28 november 2006 veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van voorarrest sinds 8 juni 2005, terzake van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, meermalen gepleegd.
2.2 Verzoeker heeft door tussenkomst van de gevangenisdirecteur verzocht om in aanmerking te komen voor verlof op grond van het gestelde bij of krachtens artikel 39 van de Landsverordening beginselen gevangeniswezen en artikel 3 van de Beschikking elektronisch toezicht (hierna: verlof met E.T.).
2.3 Bij Ministeriële Beschikking van 19 oktober 2009 heeft de Minister van Justitie besloten aan verzoeker niet te vergunnen de gevangenis waarin hij gevangenisstraf ondergaat, voorafgaande aan diens voorwaardelijke invrijheidsstelling, welke is bepaald op 10 oktober 2010, tot aan die datum te verlaten.
3. Beoordeling
3.1 Ingevolge artikel 43 lid 1 Sv kan in alle gevallen, waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat, een verzoek om zodanige voorziening worden gedaan door de verdachte of degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk aangaand belang heeft.
3.2 In raadkamer heeft de gemachtigde van verzoeker nader toegelicht dat verzoeker niet meer in aanmerking wenst te worden gebracht voor een beslissing over verlof met E.T., nu de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling reeds is bepaald op 10 oktober 2010. Gelet daarop verstaat het Hof het onderhavige verzoek aldus dat dit zich niet langer richt tegen de Ministeriële Beschikking van 9 oktober 2009, zodat over de rechtmatigheid daarvan door het Hof niet hoeft te worden beslist.
3.3 Voorts heeft de gemachtigde van verzoeker nader toegelicht dat verzoeker in aanmerking wenst te worden gebracht voor een beslissing over het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: V.I.). Het Hof oordeelt hierover als volgt. Op grond van artikel 19 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gelezen in samenhang met de artikelen 18, 18a en 18b Sr worden besluiten voortvloeiende uit de regeling van V.I. genomen door de Minister van Justitie. Gesteld noch gebleken is dat verzoeker de Minister van Justitie heeft verzocht om toepassing te geven aan de regeling van V.I. Ook is gesteld noch gebleken dat de Minister van Justitie heeft geweigerd om toepassing te geven aan deze regeling op verzoeker. Van belang is verder dat de (vroegst mogelijke) V.I.-datum, 10 oktober 2010, van verzoeker nog niet is bereikt of overschreden. Een en ander brengt mee dat zich niet de situatie voordoet dat het in het belang van een goede strafrechtsbedeling dringend noodzakelijk is dat het Land de Nederlandse Antillen en/of de Minister van Justitie wordt bevolen een beslissing te nemen over het verlenen van V.I. aan verzoeker.
3.4 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek ex artikel 43 lid 1 Sv dient te worden afgewezen.
BESLISSING
Het Hof:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, P.E. de Kort en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en in tegenwoordigheid van de griffier op Curaçao uitgesproken op 3 september 2010.