ECLI:NL:OGHNAA:2010:BQ8970

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 139/2010
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om nieuwe verlofdatum na herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling

In deze zaak heeft de Minister van Justitie de voorwaardelijke invrijheidsstelling van verzoeker, geboren in 1979 op Curaçao, herroepen. Verzoeker heeft op 17 augustus 2010 een verzoekschrift ingediend bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, waarin hij vraagt om een nieuwe verlofdatum te bepalen of om te verduidelijken op basis van welke criteria hij weer in aanmerking kan komen voor verlof. Het verzoek is behandeld in raadkamer op 31 augustus 2010, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde, mr. J.J. Oedjaghir, aanwezig waren, evenals de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans.

De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker is bij vonnis van 19 juli 2007 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, wegens meermalen gepleegde verkrachting. De Minister van Justitie heeft op 9 februari 2010 besloten de voorwaardelijke invrijheidsstelling van verzoeker te herroepen. Het Hof oordeelt dat het verzoekschrift niet gericht is tegen deze ministeriële beschikking, waardoor deze niet ter beoordeling ligt. Verzoeker wenst te vernemen wanneer hij in vrijheid zal worden gesteld, maar het Hof stelt vast dat het vonnis van 19 juli 2007 ten uitvoer moet worden gelegd.

Het Hof concludeert dat verzoeker een verzoek om voorwaardelijke invrijheidsstelling moet indienen bij de Minister van Justitie, zoals bepaald in de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Aangezien verzoeker geen dergelijk verzoek heeft gedaan, is het treffen van een voorziening als bedoeld in artikel 43 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering niet aan de orde. Het Hof wijst daarom het verzoek af, en deze beschikking is uitgesproken op 3 september 2010.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 september 2010
Zaaknummer: HAR 139/2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
B E S C H I K K I N G
gegeven op het verzoek ex artikel 43 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 1979 op Curaçao,
thans gedetineerd op Curaçao,
hierna te noemen: verzoeker.
1. Procesgang en onderzoek van de zaak
1.1 Op 17 augustus 2010 is ter griffie van het Hof een verzoekschrift ingekomen, dat het verzoek inhoudt om het Land de Nederlandse Antillen en/of de Minister van Justitie te bevelen om binnen 1 x 24 uur een nieuwe verlofdatum te bepalen dan wel te bepalen op grond van welk criterium hij weer in aanmerking kan komen voor verlof.
1.2 Het verzoek is behandeld door het Hof in raadkamer van 31 augustus 2010 op Curaçao. Verschenen en gehoord zijn verzoeker en diens gemachtigde mr. J.J. Oedjaghir en de (waarnemend) procureur-generaal mr. A.C. van der Schans. De gemachtigde van verzoeker heeft een productie overgelegd.
1.3 Beschikking is bepaald op heden.
2. Feiten
2.1 Verzoeker is bij vonnis van het Hof van 19 juli 2007 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest, terzake van verkrachting, meermalen gepleegd.
2.2 Bij Ministeriële Beschikking van 9 februari 2010 heeft de Minister van Justitie besloten de aan verzoeker verleende voorwaardelijke invrijheidsstelling met toepassing van artikel 18b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te herroepen.
3. Beoordeling
3.1 Ingevolge artikel 43 lid 1 Sv kan in alle gevallen, waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat, een verzoek om zodanige voorziening worden gedaan door de verdachte of degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk aangaand belang heeft.
3.2 Het Hof stelt vast dat het verzoekschrift niet gericht is tegen de Ministeriële Beschikking van 9 februari 2010, waarbij de aan verzoeker verleende voorwaardelijke invrijheidsstelling is herroepen. Dit besluit van de Minister van Justitie ligt derhalve niet ter beoordeling voor.
3.3 Naar het Hof begrijpt uit de door de gemachtigde van verzoeker in raadkamer gegeven toelichting bij het verzoek, wenst verzoeker te vernemen de nieuwe datum waarop hij in vrijheid zal worden gesteld, nu de aan hem verleende voorwaardelijke invrijheidsstelling is herroepen. Voorop staat dat het onder 2.1 genoemde vonnis ten uitvoer moet worden gelegd. Indien verzoeker opnieuw voorwaardelijk in vrijheid wenst te worden gesteld, dient hij een verzoek daartoe te richten tot de Minister van Justitie gelet op het bepaalde in artikel 19 Sr gelezen in samenhang met de artikelen 18, 18a en 18b Sr. Gesteld noch gebleken is dat verzoeker een dergelijk verzoek heeft gedaan. Bij die stand van zaken is naar het oordeel van het Hof het treffen van een voorziening als bedoeld in artikel 43 lid 1 Sv niet aan de orde.
3.4 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek ex artikel 43 lid 1 Sv dient te worden afgewezen.
BESLISSING
Het Hof:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, P.E. de Kort en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en in tegenwoordigheid van de griffier op Curaçao uitgesproken op 3 september 2010.