ECLI:NL:OGHNAA:2010:BP1162

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 744/07; H-227/09 en H-228/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewijslevering in civiele procedure tussen Standard Overseas en Dornaika

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba diende, betreft het een hoger beroep van Dornaika tegen Standard Overseas Exporters & Importers “Stovexim” B.V. De uitspraak is gedaan op 16 november 2010 en betreft de procedure met de nummers H-227/09 en H-228/09. Het Hof behandelt een vervolg op een tussenvonnis van 6 april 2010, waarin Dornaika in de gelegenheid was gesteld tegenbewijs te leveren. Standard Overseas heeft aanvullend bewijs aangeboden, maar het Hof oordeelt dat een voorwaardelijk bewijsaanbod niet in de wet is voorzien. Het Hof biedt Standard Overseas de gelegenheid om nader bewijs te leveren tijdens de contra-enquête van Dornaika. De procedure heeft zich verder ontwikkeld met het horen van getuigen en het inbrengen van bewijsstukken door beide partijen.

De uitspraak van het Hof laat Standard Overseas toe tot het leveren van nader bewijs ter zake van de bewijsopdracht die eerder door het GEA was gegeven. De zaak is verwezen naar de rol van 7 december 2010 voor het indienen van stukken door Standard Overseas. Tevens is er een getuigenverhoor gepland op 14 december 2010, waarbij Standard Overseas verplicht is om drie dagen van tevoren de personalia van de te horen getuigen aan het Hof en de wederpartij door te geven. Het Hof houdt verdere beslissingen aan in de zaken H-227/09 en H-228/09, wat betekent dat de uitkomst van deze zaken nog niet definitief is vastgesteld en verdere procedurele stappen nodig zijn.

Uitspraak

UITSPRAAK: 16 november 2010
ZAAKNRS: AR 744/07; H-227/09 en H-228/09
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis
in de zaak (H-227/09) van:
[appellant],
wonende in Curaçao,
eerst gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
tegen
de besloten vennootschap naar Nederlands recht
Standard Overseas Exporters & Importers “Stovexim” B.V.,
gevestigd in Nederland,
eerst eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. S.M. Saleh,
en in de zaak (H-228/09) van:
de naamloze vennootschap
Furniture Depot N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eerst gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: mr. A.I. Martis,
tegen
de besloten vennootschap naar Nederlands recht
Standard Overseas Exporters & Importers “Stovexim” B.V.,
gevestigd in Nederland,
eerst eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. S.M. Saleh.
Partijen in de zaak H-227/09 worden hierna aangeduid als [appellant] en Standard Overseas.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Voor de procedure tot dan toe verwijst het Hof naar het tussenvonnis in deze zaken van 6 april 2010. Bij dat vonnis is [appellant] in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. Abusievelijk is daarbij vermeld dat deze bewijsopdracht in de zaak onder nummer H-228/09 is gegeven nu het hoger beroep van [appellant] immers is geregistreerd onder nummer H-227/09.
1.2 Op 19 april 2010 zijn zijdens [appellant] twee getuigen gehoord.
1.3 [appellant] heeft vervolgens een akte inbreng bewijsstukken en conclusie na enquête genomen. Daarop heeft Standard Overseas een conclusie na enquête genomen.
1.4 Vonnis is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Standard Overseas heeft bij conclusie na enquête nader aanvullend bewijs aangeboden, onder meer door het horen van getuigen. Zij heeft dit gedaan voor zover het bewijs in eerste aanleg niet voldoende mocht zijn, maar een dergelijk voorwaardelijk bewijsaanbod kent de wet niet en strookt ook niet met het uitgangspunt dat het Hof al het geleverde bewijs dient te waarderen en op basis daarvan tot een eindbeslissing terzake komt. Aan die voorwaarde gaat het Hof daarom voorbij.
2.2 Hoewel het de voorkeur had verdiend indien Standard Overseas de wens tot nadere bewijslevering reeds had kenbaar gemaakt ter gelegenheid van de contra-enquête zijdens [appellant], zal het Hof Standard Overseas, mede gelet op HR 13 september 1996, NJ 1996, 731, tot die bewijslevering in de gelegenheid stellen.
2.3 Standard Overseas heeft mede bewijs aangeboden door het overleggen van stukken. Het Hof zal Standard Overseas eerst de gelegenheid bieden die stukken bij akte in het geding te brengen zodat [appellant] zich kan beraden of deze stukken hem wellicht aanleiding geven om ook nog nader (tegen)bewijs te willen leveren, al dan niet door het horen van getuigen, welke wens hij dan ter gelegenheid van de eventuele getuigenverhoren aan de zijde van Standard Overseas kenbaar dient te maken. Omdat het stukken betreft die Standard Overseas ook reeds eerder in het geding had kunnen brengen, en om de procedure niet verder onnodig te vertragen, zal Standard Overseas voor die akte tot overlegging van stukken geen mogelijkheid tot uitstel worden geboden.
2.4 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
BESLISSING
Het Hof:
in H-227/09:
laat Standard Overseas toe tot het leveren van (nader) bewijs ter zake van de haar bij vonnis van het GEA van 19 mei 2008 gegeven bewijsopdracht;
verwijst de zaak naar de rol van 7 december 2010 voor akte tot overlegging van stukken aan de zijde van Standard Overseas, P3;
bepaalt, voor het geval Standard Overseas dat bewijs wil leveren door het horen van getuigen, dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op dinsdag 14 december 2010 om 09.00 uur voor mr. F.J.P. Lock, in een van de zalen van het Stadhuis aan het Wilheminaplein 4 alhier;
bepaalt dat Standard Overseas uiterlijk drie dagen van tevoren opgave doet van de personalia van de te horen getuigen aan het Hof en aan de wederpartij;
in H-227/09 en H-228/09
houdt iedere (verdere) beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Lock, De Haan en Van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 16 november 2010.