Datum uitspraak: 4 oktober 2010
Zaaknummer: HAR 180/10
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
gegeven op het verzoek ex artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 1980 op Sint Maarten,
thans gedetineerd op Sint Maarten,
hierna te noemen: verzoeker.
1. Procesgang en onderzoek van de zaak
1.1 Op 28 september 2010 is ter griffie van het Hof een verzoekschrift ingekomen, dat het verzoek inhoudt om het Land de Nederlandse Antillen althans de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen te bevelen om verzoeker te vergunnen de gevangenis waarin hij zijn gevangenisstraf ondergaat, voorafgaande aan diens voorwaardelijke invrijheidsstelling, met verlof te verlaten onder elektronisch toezicht (hierna te noemen: verlof met E.T.).
1.2 Dit verzoek, dat door het Hof is opgevat als een verzoek ex artikel 43 Sv, is behandeld door het Hof in raadkamer van 30 september 2010 op Sint Maarten. Verschenen en gehoord zijn verzoeker en diens raadsvrouw mr. S.R. Bommel en de (waarnemend) procureur-generaal mr. A.C. van der Schans. De raadsvrouw heeft pleitaantekeningen overgelegd.
1.3 Beschikking is bepaald op heden.
2.1 Verzoeker is bij vonnis van het Hof van 7 juni 2005 veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, met aftrek van voorarrest sinds 18 maart 2004.
2.2 Verzoeker heeft door tussenkomst van de gevangenisdirecteur verzocht om op grond van het gestelde bij of krachtens artikel 39 van de Landsverordening beginselen gevangeniswezen en artikel 3 van de Beschikking elektronisch toezicht in aanmerking te komen voor verlof met E.T.
2.3 Bij Ministeriële Beschikking van 6 september 2010 (hierna te noemen: de bestreden beschikking) heeft hoofdopzichter eerste klasse [hoofdopzichter] bij afwezigheid van de gevangenisdirecteur namens de Minister van Justitie besloten aan verzoeker vooralsnog niet te vergunnen de gevangenis waarin hij op grond van voornoemd vonnis van 7 juni 2005 gevangenisstraf ondergaat, voorafgaande aan de vroegst mogelijke datum voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, welke vooralsnog is bepaald op 18 maart 2012 tot aan deze datum te verlaten.
3.1 Op grond van artikel 43 lid 1 Sv kan in alle gevallen, waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat, een verzoek om zodanige voorziening worden gedaan door de verdachte of degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk aangaand belang heeft.
3.2 Voor de toepassing van de Beschikking elektronisch toezicht wordt ingevolge artikel 1 aanhef en onder b van deze beschikking onder de minister verstaan de Minister van Justitie en ingevolge artikel 1 aanhef en onder d onder de directeur de locatiedirecteur van een gesticht en bij diens afwezigheid, degene die hem vervangt.
3.3 Ingevolge artikel 3 lid 1 van de Beschikking elektronisch toezicht kan aan een gedetineerde die is veroordeeld tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, niet zijnde vervangende hechtenis, op diens verzoek of op verzoek van de directeur of op verzoek van een reclasseringsinstelling die dit verzoek mede in het algemeen belang en in het belang van de gedetineerde doet, door de minister worden vergund om bij wijze van verlof, voorafgaand aan de ommekomst van de straf danwel van tweederde, of vier vijfde van de gevangenisstraf, tijdelijk het gesticht te verlaten onder de voorwaarde dat de gedetineerde onder elektronisch toezicht wordt gesteld.
3.4 Artikel 3 lid 3 van de Beschikking elektronisch toezicht bepaalt dat het verzoek bedoeld in artikel 3 lid 1 van deze beschikking moet worden ingediend door tussenkomst van de directeur, die zijn advies en die van de reclasseringsinstelling of voogdijraad terzake bijvoegt.
4.1 De raadsvrouw van verzoeker heeft onder meer tegen de bestreden beschikking aangevoerd dat een dergelijke negatieve beslissing niet door de gevangenisdirecteur kan worden genomen namens de Minister van Justitie, laat staan door een hoofdopzichter namens de gevangenisdirecteur namens de Minister van Justitie, zoals hier is geschied.
4.2 De procureur-generaal heeft naar voren gebracht dat de Minister van Justitie die zetelt op Curaçao omwille van praktische redenen de gevangenisdirecteur op Sint Maarten heeft gemachtigd om te beslissen op verzoeken om verlof met E.T. van gedetineerden op Sint Maarten.
4.3 Het Hof overweegt dienaangaande als volgt.
Gelet op artikel 3 lid 1 van de Beschikking elektronisch toezicht, gelezen in samenhang met artikel 1 aanhef en onder b van deze beschikking, is de bevoegdheid om al dan niet verlof met E.T. te verlenen enkel toegekend aan de Minister van Justitie.
Ook in de toelichting bij de Beschikking elektronisch toezicht is niet vermeld dat een ander dan de Minister van Justitie deze bevoegdheid kan uitoefenen.
Naar het oordeel van het Hof verzet de aard van de bevoegdheid zich ertegen dat de locatiedirecteur van een gesticht bedoeld in artikel 1 aanhef en onder d van de Beschikking elektronisch toezicht de beslissing op een verzoek om E.T. namens de Minister van Justitie neemt. Daarbij neemt het Hof het volgende in aanmerking. Nu voorop dient te staan dat straffen ten uitvoer moeten worden gelegd, en verlof met E.T. het karakter heeft van een executiemogelijkheid van straffen, behoort de bevoegdheid om al of niet verlof met E.T. te verlenen te worden beschouwd als een zware bevoegdheid. Hierbij past dat de Minister van Justitie als het hoogste politiek verantwoordelijke orgaan zelf daarover beslist. Bovendien staat de positie van de locatiedirecteur ten opzichte van de Minister van Justitie eraan in de weg dat de directeur de beslissing namens de Minister van Justitie neemt. Immers, ingevolge artikel 3 lid 1 van de Beschikking elektronisch toezicht kan de directeur de Minister van Justitie verzoeken om een gedetineerde verlof met E.T. te verlenen. Voorts bepaalt artikel 3 lid 3 van de Beschikking elektronisch toezicht dat het verzoek om verlof met E.T. moet worden ingediend door tussenkomst van de directeur en volgt uit dit artikellid dat de directeur de Minister van Justitie over het verzoek dient te adviseren. Een en ander verdraagt zich niet met de bevoegdheid om ook zelf de beslissing te nemen.
Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat de Minister van Justitie de gevangenisdirecteur op Sint Maarten niet kan machtigen, of het mandaat kan geven, om te beslissen op verzoeken om verlof met E.T. van gedetineerden op Sint Maarten. Hoofdopzichter eerste klasse [hoofdopzichter] voornoemd was derhalve niet bevoegd om de bestreden beschikking, naar het Hof aanneemt als vervanger van de gevangenisdirecteur, te nemen.
4.4 Op grond van het voorgaande acht het Hof het in het belang van een goede strafrechtsbedeling dringend noodzakelijk dat de bestreden beschikking wordt vernietigd en dat de Minister van Justitie wordt opgedragen om alsnog te beslissen op het verzoek om verlof met E.T. van verzoeker. Het onderhavige verzoek ex artikel 43 Sv zal dan ook in zoverre worden toegewezen. Beslist wordt derhalve als volgt.
- vernietigt de Ministeriële Beschikking van 6 september 2010;
- draagt de Minister van Justitie op om alsnog te beslissen op het verzoek om verlof met E.T. van verzoeker, met inachtneming van deze beschikking;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, P.E. de Kort en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en in tegenwoordigheid van de griffier op Curaçao uitgesproken op 4 oktober 2010.