ECLI:NL:OGHNAA:2010:BN8490

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
27 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 326/03- H.220/06
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschil over het logo van 7-Eleven

In deze zaak staat de auteursrechtelijke bescherming van het logo van 7-Eleven centraal. 7-Eleven Inc., gevestigd in Dallas, Texas, Verenigde Staten, is de eiser in deze procedure, terwijl Laprior, h.o.d.n. 7 Alive Grocery en 7 Alive, gevestigd in Sint Maarten, de gedaagde is. De zaak is een vervolg op eerdere uitspraken van de Hoge Raad, die het Hof had opgedragen om te onderzoeken of 7-Eleven auteursrecht heeft op haar logo en of dit auteursrecht nog kan worden gehandhaafd. Laprior betwist het auteursrecht van 7-Eleven en stelt dat, zelfs als dit auteursrecht zou bestaan, de beschermingsduur inmiddels is verstreken. Het Hof heeft vastgesteld dat het logo van 7-Eleven in 1946 voor het eerst openbaar is gemaakt en dat het auteursrecht daarop op grond van artikel 39 van de Auteursverordening (Av) is vervallen, omdat er meer dan 50 jaar zijn verstreken sinds de openbaarmaking.

Het Hof heeft de verschillen tussen het logo van 1946 en dat van 1968 beoordeeld en geconcludeerd dat deze verschillen minimaal zijn. Het Hof oordeelt dat het logo van 1968 niet als voldoende nieuw of vernieuwend kan worden aangemerkt om een zelfstandig karakter te hebben verkregen. De verweren van Laprior zijn succesvol gebleken, en het Hof heeft geoordeeld dat het auteursrecht van 7-Eleven op het logo is vervallen. Hierdoor zijn de overige verweren van Laprior niet meer aan de orde gekomen.

De uitspraak van het Hof bevestigt het bestreden vonnis en veroordeelt 7-Eleven in de kosten van de procedure in appel, die zijn begroot op NAF 5.100,- aan gemachtigdensalaris en NAF 195,50 aan verschotten. Dit vonnis is uitgesproken op 27 augustus 2010 door de leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

Uitspraak

UITSPRAAK: 27 augustus 2010
ZAAKNR.: AR 326/03- H.220/06
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
7-ELEVEN INC.,
gevestigd te Dalles, Texas, Verenigde Staten van Amerika,
eiseres in eerste aanleg, thans, na vernietiging en verwijzing in cassatie, wederom appellante,
gemachtigden: mrs. L.E. Fresco en J. Veen,
tegen
LAPRIOR, h.o.d.n. 7 Alive Grocery en 7 Alive,
gevestigd te Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde in eerste aanleg, thans, na vernietiging en verwijzing in cassatie,
wederom geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. N.W. Mulder en R. Zwanikken.
1. Het verdere verloop van de procedure
Voor hetgeen in dit geschil in feitelijke instanties is geschied, wordt verwezen naar de betreffende vonnissen in eerste aanleg en in hoger beroep zoals vermeld in het door de Hoge Raad in deze zaak op 8 mei 2009 gewezen arrest, welk arrest zich eveneens bij de stukken bevindt. In dit arrest heeft de Hoge Raad het vonnis van het Hof alhier van 31 augustus 2007 vernietigd en het geding naar dit Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing.
Partijen zijn vervolgens in staat gesteld om een verdere reactie te geven en hebben beiden een memorie na cassatie genomen. Nadat beide partijen ten overstaan van het Hof mondeling hebben gepleit overeenkomstig de inhoud van de overgelegde pleitaantekeningen (met dien verstande dat 7-Eleven de door het Hof in de pleitaantekeningen doorgestreepte passages heeft overgeslagen) is vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1.1 De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 8 mei 2009 geoordeeld dat het Hof in zijn uitspraak van 31 augustus 2007 heeft miskend dat 7-Eleven op grond van art. 8 van de Auteursverordening 1913 (hierna Av) op grond van de door haar gestelde openbaarmaking, waarbij zij niet een natuurlijk persoon heeft genoemd, zonder dat zij nadere documentatie behoefde over te leggen, behoudens tegenbewijs, als maker van haar logo dient te worden aangemerkt.
2.1.2 Dit oordeel van de Hoge Raad brengt onder meer met zich dat het Hof dient te onderzoeken of 7-Eleven auteursrecht op haar logo heeft en of zij dit (nog) kan handhaven.
2.2 Laprior heeft meerdere verweren aangevoerd tegen de stellingen van 7-Eleven dat 7-Eleven een auteursrecht heeft op het logo in geschil én dat zij dit auteursrecht hier te lande tegen Laprior kan handhaven. Om proces-economische redenen zal het Hof eerst het verweer van Laprior beoordelen dat, voor zover 7-Eleven dit auteursrecht al heeft (hetgeen zij betwist), de beschermingsduur daarvan is verstreken. Zij stelt hiertoe dat het 7-Elevenlogo in 1946 voor het eerste openbaar is gemaakt en dat het auteursrecht daarop op grond van art. 39 Av is vervallen omdat sindsdien meer dan 50 jaar zijn verlopen.
7-Eleven voert hiertegen aan dat haar onder het auteursrecht vallend logo dat in dit geding in geschil is, pas in 1968 voor het eerst openbaar is gemaakt en dat in 1946 alleen de naam 7-Eleven en een ander logo dat sterk verschillend is van het in 1968 openbaar gemaakte logo, zijn geïntroduceerd.
Ter onderbouwing van haar stelling dat het logo in 1968 niet rechtens relevant afwijkt van het logo dat in 1946 is geopenbaard, heeft Laprior overgelegd het boek “Oh thank heaven! The story of The Southland Corporation”, waarbij zij met name heeft gewezen op de pagina’s 75, 103, 114 en 134. Zij heeft hierbij nog opgemerkt dat de getekende man en vrouw links naast het logo op pag. 134 niet tot het logo behoren.
Uit de bijbehorende teksten bij de foto’s op de pagina’s blijkt dat het “trapeziumlogo” inderdaad in de jaren veertig is geopenbaard. 7-Eleven heeft niet betwist dat het betreffende logo op die pagina’s in 1946 is geopenbaard.
7-Eleven heeft niet betwist dat de inkleuring van het logo van 1946 gelijk is aan de inkleuring van het logo van 1968.
Zichtbaar is verder dat de vorm en stand van het trapezium (waarin het getal 7 is vermeld) gelijk is gebleven en dat nog steeds in letters het woord “eleven” door de verticale lijn van het cijfer 7 is geschreven.
Het lettertype waarmee het woord “eleven” is geschreven in het logo van 1968 wijkt niet noemenswaardig af van het lettertype waarmee dit woord in het logo van 1946 is geschreven en de plaats van dat woord is ook min of meer gelijk, namelijk ongeveer halverwege de verticale lijn van de 7.
De verhoudingen in beide logo’s zijn eveneens gelijk gebleven.
De verschillen tussen het logo van 1946 en dat van 1968 zijn zeer miniem. Zo is het cijfer 7 in het logo van na 1968 iets gestyleerder omdat er een witte streep staat tussen de horizontale en verticale streep die tezamen de 7 vormen en is de hoek rechtsboven de verticale streep van de 7 anders “afgeknot”. Verder staat de verticale streep van het cijfer 7 in het logo van 1968 iets meer gebogen met de “buik” naar links dan diezelfde streep in het logo van 1946. Tenslotte staat het woord “eleven” in de verticale lijn van de zeven in het logo van 1946 iets scheef terwijl dit woord in het logo van 1968 horizontaal staat en staat het onderste stukje van de verticale streep van de 7 in het logo van 1946 niet door de onderste balk van het trapezium terwijl in het logo van 1968 het onderste stukje van die verticale streep wel in het bovenste deel van de onderste balk van het trapezium valt.
Al met al is het Hof van oordeel dat het logo van 1946 en het logo van 1968, in kleur naast elkaar bezien, niet juridisch relevant van elkaar afwijken, zodat het logo van 1968 niet als voldoende nieuw of vernieuwend kan worden aangemerkt om een zelfstandig karakter te hebben verkregen. Aldus slaagt het verweer van Laprior dat het auteursrecht is vervallen en hoeven de overige verweren niet te worden beoordeeld.
2.3 De slotsom is dat het bestreden vonnis wordt bevestigd. 7-Eleven wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure in appel en in de kosten gerezen na de beslissing van de Hoge Raad, aan de zijde van Laprior begroot op NAF. 5.100,- aan gemachtigdensalaris en NAF. 195,50 aan verschotten.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt het bestreden vonnis;
veroordeelt 7-Eleven in de kosten van het appel en in de kosten gerezen na de beslissing van de Hoge Raad in deze zaak, aan de zijde van Laprior gevallen en tot op heden begroot op NAF. 5.100,- aan gemachtigdensalaris en NAF. 195,50 voor verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, D.M. Thierry en H. de Doelder, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 27 augustus 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.