ECLI:NL:OGHNAA:2010:BN7651

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
25 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 926/07 - H 277/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S. Sijmonsma
  • A. Lock
  • J. van der Bunt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vorderingen in civiele procedure tussen Eilandgebied Curaçao en U.S. Urban Investment Research Corporation

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 25 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep. Het Eilandgebied Curaçao, oorspronkelijk gedaagde in conventie en thans principaal appellant, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. Het Eilandgebied stelde dat de vorderingen van U.S. Urban Investment Research Corporation (UIRC) en Coral Cliff USA LLC (CCU) waren verjaard. De vorderingen van UIRC c.s. betroffen nakoming van verplichtingen uit een overeenkomst van 30 november 1999, die opeisbaar werden na de verwerving van aandelen in Coral Cliff door UIRC in mei 2000. Het Hof oordeelde dat de vorderingen omstreeks mei 2005 verjaard waren, aangezien UIRC c.s. het Eilandgebied pas in augustus 2006 tot nakoming hadden aangesproken. Het Hof concludeerde dat het beroep op verjaring slaagde, waardoor de overige grieven van het Eilandgebied niet meer hoefden te worden besproken. Het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg werd vernietigd en de vorderingen van UIRC c.s. werden afgewezen. UIRC c.s. werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

Registratienummer: AR 926/07 - H 277/09
Uitspraak: 25 mei 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis
in de zaak van:
de openbare rechtspersoon
HET EILANDGEBIED CURACAO,
zetelend op Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie,
thans principaal appellant, tevens incidenteel geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.F. Bonapart,
- tegen -
de rechtspersonen naar het recht van Illinois (USA),
U.S. URBAN INVESTMENT RESEARCH CORPORATION (UIRC) en CORAL CLIFF USA LLC.,
beide gevestigd in Illinois, USA,
oorspronkelijk eisers in conventie, verweerders in voorwaardelijke reconventie,
thans principaal geïntimeerden, tevens incidenteel appellanten,
gemachtigde: mr. A. Bach Kolling.
Partijen worden hierna het Eilandgebied, UIRC en CCU genoemd. UIRC en CCU gezamenlijk worden UIRC c.s. genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 2 maart 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 Het Eilandgebied is in hoger beroep gekomen van het vonnis door op 8 april 2009 een akte van appel in te dienen. Bij afzonderlijke memorie van grieven heeft het Eilandgebied grieven geformuleerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen van UIRC c.s. alsnog zal afwijzen. Voor het geval het Hof mocht oordelen dat sprake is van een rechtsgeldig tot stand gekomen overeenkomst (d.d. 30 november 1999) vordert het Eilandgebied ontbinding van die overeenkomst.
1.3 UIRC c.s. hebben bij memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en incidenteel appel ingesteld. De conclusie van UIRC c.s. strekt ertoe dat het vonnis waarvan beroep wordt bevestigd en dat aan die veroordeling een dwangsom wordt verbonden van NAF. 10.000,-- per dag voor iedere dag dat het Eilandgebied in gebreke blijft om aan de veroordeling te voldoen, met veroordeling van het Eilandgebied in de proceskosten.
1.4 Het Eilandgebied heeft een memorie houdende antwoord op het incidenteel beroep ingediend en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering om aan een veroordeling van het Eilandgebied een dwangsom te verbinden.
1.5 Op de nader daarvoor bepaalde dag hebben partijen pleitaantekeningen overgelegd.
1.6 Vonnis is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Het Eilandgebied heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van UIRC c.s. zijn verjaard. Dit verweer slaagt.
2.2 De vorderingen van UIRC c.s. betreffen vorderingen tot nakoming van de verplichtingen van het Eilandgebied uit de overeenkomst van 30 november 1999, meer in het bijzonder van het bepaalde onder II A van die overeenkomst. Die vorderingen zijn opeisbaar geworden “directly after completion of Buyer’s acquisition of Coral Cliff”. Vast staat dat UIRC (in de overeenkomst aangeduid als “Buyer”) in of omstreeks mei 2000 alle aandelen in Coral Cliff (Santa Martha Oceanfront N.V. en Coral Cliff Hotel N.V.) in eigendom heeft verkregen. Daarmee zijn de vorderingen op het Eilandgebied zoals bedoeld onder II A van de overeenkomst op dat moment opeisbaar geworden. Ingevolge artikel 3:307 BW zijn deze vorderingen omstreeks mei 2005 verjaard. Eerst bij brief van 25 augustus 2006 hebben UIRC c.s. het Eilandgebied tot nakoming aangesproken. Dat de verjaring voorafgaande aan mei 2005 is gestuit, is niet gebleken. De omstandigheden dat Kodela geen actie ondernam om de schulden te innen en dat procedures tussen IURC c.s. en Kodela naar de parkeerrol zijn verwezen en later zijn doorgehaald, hebben geen stuitende werking jegens het Eilandgebied.
2.3 Nu het beroep op verjaring van de vorderingen slaagt, behoeven de overige grieven geen bespreking meer. Het Hof komt dus ook niet toe aan een beoordeling van de vraag of sprake is van een rechtsgeldig tot stand gekomen overeenkomst. De voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld, zoals in hoger beroep geformuleerd, is daarmee niet vervuld en die vordering behoeft daarom evenmin bespreking.
2.4 Nu het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en de vorderingen van UIRC c.s. alsnog zullen worden afgewezen, behoeft ook het incidenteel appel geen nadere bespreking. Van oplegging van een dwangsom aan het Eilandgebied kan, gelet op de uitkomst in het principaal appel, immers geen sprake zijn.
2.5 UIRC c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van UIRC c.s. af;
veroordeelt UIRC c.s. in de proceskosten aan de zijde van het Eilandgebied gevallen en tot op heden begroot op:
- in eerste aanleg: NAF. 11.400,-- aan gemachtigdensalaris;
- in hoger beroep: NAF. 15.000,-- aan griffierechten, NAF. 501,50 aan overige verschotten en NAF. 24.800,-- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Sijmonsma, Lock en Van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 25 mei 2010.