ECLI:NL:OGHNAA:2010:BN5659

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
10 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ-171/09-H-259/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen rekening en verantwoording door appellanten van Stichting P&H

In deze zaak hebben de appellanten verzet aangetekend tegen de door de vereffenaar opgestelde rekening en verantwoording van de Stichting Pensioenfonds Pursers en Hofmeesters in liquidatie (Stichting P&H). De appellanten, die voornamelijk op Curaçao wonen, claimen dat zij schuldeisers zijn van de stichting en recht hebben op het overschot. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft echter geoordeeld dat de appellanten geen schuldeisers zijn en ook niet gerechtigd zijn op het overschot volgens de statuten van de stichting. De appellanten hebben hun vordering gebaseerd op onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking, maar het Hof heeft vastgesteld dat deze vorderingen zijn verjaard. De vereffenaar heeft met succes een beroep gedaan op verjaring, waardoor de appellanten niet ontvankelijk zijn verklaard in hun verzet. Het Hof heeft de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg vernietigd en de proceskosten aan de zijde van de vereffenaar toegewezen. De uitspraak is gedaan op 10 augustus 2010.

Uitspraak

ZAAKNR: EJ-171/09-H-259/09
UITSPRAAK: 10 augustus 2010
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking in de zaak van:
1. [appellant sub 1],
2. [sub 2],
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10. ,
11.
12.
13.
14.
15.
16. en
17. .
appellanten 1, 2, 4, 5, 6, 7, 9, 12, 13, 14, 15 en 16 wonende op Curaçao,
appellant 3 wonende in Venezuela,
appellant 17 wonende in Aruba.
appellanten 8, 10 en 11 wonende in Nederland,
voorheen opposanten, thans appellanten,
gemachtigde: mr. W.E. Fortin,
- tegen -
Mr. A. HUIZING, handelend in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de Stichting Pensioenfonds Pursers en Hofmeesters in dienst van de ALM (hierna: Stichting P&H) in liquidatie,
voorheen geopposeerde, thans geïntimeerde.
Partijen worden hierna aangeduid als [appellanten] c.s. en de vereffenaar.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (verder: GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gewezen beschikking van 27 augustus 2009 (hierna: de beschikking).
1.2 [appellanten] c.s. zijn in beroep gekomen van de beschikking door indiening van een daartoe strekkende akte, tevens houdende memorie van grieven, op 8 oktober 2009 ter griffie van het GEA. Bij afzonderlijke akte hebben [appellanten] c.s. enkele producties in het geding gebracht. De conclusie van [appellanten] c.s. strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en hun oorspronkelijke verzoeken alsnog zal toewijzen, met veroordeling van de vereffenaar in de kosten van beide instanties.
1.3 De vereffenaar heeft bij verweerschrift de grieven van [appellanten] c.s. bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellanten] c.s. in de kosten van het beroep.
1.4 Op de voor mondelinge behandeling bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd. Vervolgens is beschikking bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
[appellanten] c.s. zijn tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen zodat zij daarin kunnen worden ontvangen.
3. Beoordeling
3.1 [appellanten] c.s. zijn in verzet gekomen tegen de door de vereffenaar opgestelde rekening en verantwoording. Verzet kan alleen worden gedaan door een schuldeiser van de rechtspersoon of door een krachtens de statuten gerechtigde op het overschot (art. 2:31 lid 3 BW). Dit betekent dat allereerst moet worden vastgesteld of [appellanten] c.s. schuldeiser van Stichting P&H of gerechtigde zijn zoals in art. 2:31 lid 3 BW bedoeld.
3.2 [appellanten] c.s. baseren (zoals in hoger beroep nader uitgewerkt) hun vordering op Stichting P&H op onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking. Deze vordering zou zijn ontstaan doordat hun (voormalige) werkgever in de loop der jaren zonder rechtsgrond pensioenpremies heeft ingehouden. Wat verder ook van deze grondslagen zij, de door [appellanten] c.s. bedoelde inhoudingen hebben plaatsgevonden in de periode voorafgaande aan 1 januari 1989. Voor zover aan hen terzake al een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking toekomt, is deze vordering ingevolge art. 3:309 of 3:310 BW verjaard. Door [appellanten] c.s. is niet gesteld dat de verjaring op enigerlei wijze is gestuit en is ook anderszins tegenover het beroep van de vereffenaar op verjaring niets aangevoerd dat tot de conclusie zou moeten leiden dat de gestelde vordering niet is verjaard. Het beroep op verjaring door de vereffenaar slaagt derhalve.
3.3 Hieruit volgt dat [appellanten] c.s. geen schuldeiser van de Stichting P&H zijn als bedoeld in art. 2:31 lid 3 BW. Dat zij krachtens de statuten gerechtigde op het overschot zijn, is niet gebleken. Tussen partijen is niet in geschil dat krachtens artikel 11 van de statuten van Stichting P&H het bestuur met inachtneming van het doel van de stichting bepaalt welke bestemming het overschot wordt gegeven. Het GEA heeft vastgesteld dat de Stichting Fundashon Penshon Personal di ALM (FPPA) de gekozen bestemming is, waartegen door [appellanten] c.s. geen grief is gericht. Het Hof heeft daartegen ook niet ambtshalve bezwaren.
3.4 Nu [appellanten] c.s. schuldeiser noch gerechtigde zijn in de zin van art. 2:31 lid 3 BW, kunnen zij niet in verzet komen tegen de door de vereffenaar opgestelde rekening en verantwoording. Zij hadden daarom in het verzet niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Het Hof zal dat, onder vernietiging van de beschikking, alsnog doen.
3.5 [appellanten] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties. Voor de bepaling van de hoogte van de proceskosten en het toepasselijke liquidatietarief wordt aangesloten bij het door [appellanten] zelf gestelde belang, namelijk de omvang van de vrije reserves waarop zij aanspraak meenden te kunnen maken, met dien verstande dat het aantal volgens het liquidatietarief te rekenen punten in eerste aanleg wordt beperkt tot 2 en in hoger beroep tot 3.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
verklaart [appellanten] c.s. niet-ontvankelijk in hun verzet;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de proceskosten aan de zijde van de vereffenaar gevallen en tot op heden begroot op:
- in eerste aanleg: NAF. 9.800,-- aan gemachtigdensalaris;
- in hoger beroep: NAF. 22.200,-- aan gemachtigdensalaris;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, F.J.P. Lock en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 10 augustus 2010.