ECLI:NL:OGHNAA:2010:BN5031

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
19 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 306/09 - H 73/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een parkwachter wegens smokkelen van beschermde dieren

In deze zaak staat ter beoordeling of het ontslag op staande voet van een parkwachter door de stichting Fundashon Parke Tropikal in een bodemprocedure stand zal houden. De parkwachter, die op Curaçao woont, is ontslagen wegens het smokkelen van levende (beschermde) dieren en dierkwelling. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft op 19 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep. De parkwachter had eerder in eerste aanleg een vonnis gekregen waarin zijn vordering tot betaling van loon werd afgewezen en de ontruimingsvordering van Parke Tropikal werd toegewezen. De parkwachter heeft in hoger beroep vier grieven ingediend, waarin hij betoogde dat het ontslag nietig was en dat de grieven moesten leiden tot vernietiging van het eerdere vonnis.

Het Hof heeft de feiten vastgesteld en geoordeeld dat de grieven van de parkwachter falen. Het Hof overweegt dat de ontslagbrief, ondertekend door de voorzitter en de penningmeester van Parke Tropikal, voldoende grond biedt voor het ontslag. De parkwachter heeft zich schuldig gemaakt aan het smokkelen van 118 vogels, wat heeft geleid tot de dood van enkele van deze dieren. Het Hof concludeert dat de handelwijze van de parkwachter, gezien zijn functie als manager van de dierentuin, een dringende reden voor ontslag oplevert. Het Hof heeft ook rekening gehouden met de media-aandacht en de gevolgen van de handelingen van de parkwachter voor het imago van Parke Tropikal.

Uiteindelijk bevestigt het Hof het vonnis waarvan beroep en veroordeelt de parkwachter in de proceskosten in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de ernst van de gedragingen van de parkwachter en de gevolgen daarvan voor zijn dienstverband.

Uitspraak

Registratienummer: KG 306/09 - H 73/10
Uitspraak: 19 juli 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[appellant],
wonend op Curaçao,
in eerste aanleg eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
thans appellante,
gemachtigden: mrs. A. Huizing en E.J.J. Huizing,
- tegen -
de stichting
FUNDASHON PARKE TROPIKAL,
gevestigd op Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes.
Partijen worden hierna “[appellant]” en “Parke Tropikal” genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak in kort geding gewezen vonnis van 10 december 2009 en het daarna gewezen vonnis van 12 januari 2010, waarbij het vonnis van 10 december 2009 is aangevuld.
1.2 [appellant] is in hoger beroep gekomen van het vonnis van 10 december 2009 door op 30 december 2009 een akte van appel in te dienen. Bij afzonderlijke memorie van grieven heeft hij vier grieven tegen dit vonnis aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Parke Tropikal in de kosten van het geding in beide instanties.
1.3 Bij memorie van antwoord heeft Parke Tropikal het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep en het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep.
1.4 Op de daarvoor bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnota’s overgelegd.
1.5 Vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.
2. De grieven
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3. De beoordeling
3.1 Het GEA heeft in het vonnis waarvan beroep in rov. 3.1 feiten vastgesteld, waaromtrent tussen partijen geen geschil bestaat en waarbij het Hof ambtshalve geen bedenkingen heeft, zodat het Hof van dezelfde feiten uitgaat.
3.2 Het GEA heeft in het vonnis waarvan beroep in conventie de vordering van [appellant] tot betaling van loon vanaf 21 juli 2009 afgewezen en hem in de kosten van deze procedure veroordeeld en in reconventie de ontruimingsvordering van Parke Tropikal toegewezen. Hiertegen richten zich de grieven.
3.3 In de inleiding van de memorie van grieven heeft [appellant] opgemerkt dat het ontslag nietig is, waarbij hij naar voren heeft gebracht dat, nadat de feiten de penningmeester bekend waren geworden, deze zijn steun aan de ontslagbrief heeft ingetrokken en zijn verontschuldigingen heeft aangeboden, maar dat de voorzitter dit naast zich heeft neergelegd. Voor zover [appellant] daarmee beoogt te grieven tegen het vonnis waarvan beroep, overweegt het Hof dat hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht het ontslag nog niet nietig maakt. Daarbij heeft het Hof in aanmerking genomen dat de ontslagbrief is ondertekend door de voorzitter en de penningmeester van het bestuur van Parke Tropikal en dat volgens de statuten Parke Tropikal wordt vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende leden van het dagelijks bestuur.
3.4 Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of [appellant] Parke Tropikal een dringende reden voor ontslag heeft gegeven. Als maatstaf dient daarbij gelet op het bepaalde in artikel 7A:1615p lid 1 BW te worden aangelegd of er sprake is van zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [appellant], die tengevolge hebben dat van Parke Tropikal redelijkerwijs niet gevergd kan worden de dienstbetrekking met [appellant] te laten voortduren. In dit kort geding staat ter beoordeling of het aannemelijk is dat het gegeven ontslag op staande voet in een bodemprocedure zal standhouden.
3.5 In de ontslagbrief heeft Parke Tropikal een aantal handelingen omschreven die voor haar, mede gelet op de functie van [appellant] als manager van de dierentuin, aanleiding zijn om hem op staande voet te ontslaan, waaronder het smokkelen van levende (beschermde) dieren en dierkwelling. Ook maakt Parke Tropikal melding van ongeoorloofd verzuim doordat [appellant] zonder afmelding sinds 13 juli 2009 niet meer op het werk is verschenen. Verder voert Parke Tropikal aan dat [appellant] zich eerder schuldig heeft gemaakt aan het smokkelen van vogels. Duidelijk is dat de ontslagbrief betrekking heeft op het feit dat [appellant] op de KLM-vlucht van Curaçao naar Amsterdam van 9 juli 2009 als handbagage in twee afgesloten tassen 118 vogels heeft vervoerd en als gevolg van het transport 9 tot 30 vogels om het leven zijn gekomen.
3.6 Gelet op de omstandigheden van het geval is het Hof vooralsnog van oordeel dat deze handelwijze van [appellant] voldoende is om aan te nemen dat hij Parke Tropikal een dringende reden voor ontslag heeft gegeven. Daarbij is van belang dat de wijze van vervoer van de vogels kan worden aangemerkt als smokkel, nu de vogels in de tassen waren verborgen en [appellant] daarvan geen melding had gemaakt aan het cabinepersoneel van de KLM. Ook is er in zoverre sprake van dierkwelling dat [appellant] kan worden verweten dat hij de vogels zodanig heeft vervoerd dat daardoor een aantal vogels om het leven is gekomen. Het cabinepersoneel valt daarvan, anders dan [appellant] betoogt, geen verwijt te maken, omdat dit niet wist dat zich vogels in de tassen bevonden. Het voorgaande geldt ook indien [appellant] niet strafrechtelijk zou worden veroordeeld terzake van het smokkelen van inheemse beschermde vogelsoorten.
3.7 Voorts heeft het Hof in zijn oordeel betrokken dat er een verband bestaat tussen deze handelwijze en de functie van [appellant] als manager van de dierentuin, die in die functie als parkwachter belast was met het beheer van de dierentuin. In de ontslagbrief heeft Parke Tropikal een aantal gevolgen van de handelwijze van [appellant] vermeld, waaronder het feit dat hij voor de smokkel door justitie in Nederland is aangehouden en in hechtenis is genomen. Gelet daarop en op de media-aandacht die naar later is gebleken deze zaak heeft gekregen acht het Hof voorshands aannemelijk dat [appellant] door zijn handelwijze het imago van Parke Tropikal schade heeft toegebracht. De gevolgen zijn zozeer aan zijn eigen gedragingen te wijten dat deze ook voor zijn rekening dienen te komen. Het verweer van [appellant] dat de handel in vogels in de privésfeer plaatsvond, moet derhalve worden verworpen.
3.8 Tot slot heeft het Hof rekening gehouden met de stelling van [appellant] dat hij een voorbeeldige werknemer is die veel heeft gedaan voor de dierentuin en dat Parke Tropikal nimmer negatieve op- en aanmerkingen over zijn functioneren heeft gehad. Hier staat immers tegenover dat, zoals Parke Tropikal heeft aangevoerd, [appellant] gesproken heeft met een (toenmalig) bestuurslid van Parke Tropikal over het inhuren van een huurmoordenaar om de voorzitter van Parke Tropikal te liquideren. Ook indien dit kan worden afgedaan als puur stoere taal, zoals [appellant] nader heeft toegelicht, doet dat afbreuk aan zijn stelling dat hij een voorbeeldige werknemer is. Al met al kan van Parke Tropikal redelijkerwijs niet gevergd worden de dienstbetrekking met [appellant] te laten voortduren.
3.9 Naar het voorlopig oordeel van het Hof is het dan ook aannemelijk dat het gegeven ontslag op staande voet in een bodemprocedure zal standhouden. Dit betekent dat de grieven falen. Het Hof heeft ook ambtshalve geen bedenkingen bij het vonnis waarvan beroep.
3.10 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal het [appellant] worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
BESLISSING
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van Parke Tropikal gevallen en tot op heden begroot op NAF. 283,38 aan exploitkosten en NAF. 5.100,- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.L. Wattel, E.M. van der Bunt en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 19 juli 2010.