ECLI:NL:OGHNAA:2010:BN5025

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
19 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 1379/06 - H 72/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding op grond van overeenkomst van opdracht tussen APS en het Land

In deze zaak vorderde het Algemeen Pedagogisch Studiekcentrum B.V. (APS) schadevergoeding van het Land de Nederlandse Antillen op basis van een overeenkomst van opdracht. APS stelde dat er was afgesproken dat er nascholing zou worden gegeven aan 300 groepen docenten, maar dat dit aantal niet was gehaald; er waren slechts 272 groepen nascholing gegeven. Het Hof diende te beoordelen of APS recht had op schadevergoeding op basis van deze overeenkomst. Het Hof overwoog dat de oorspronkelijke overeenkomst van opdracht uitsluitend betrekking had op nascholing aan onderbouwdocenten, maar dat er later ook nascholing aan andere groepen was toegevoegd. Het Hof concludeerde dat de nascholing aan bovenbouwdocenten en andere functionarissen ook onder de overeenkomst viel, en dat de berekeningen van APS niet alleen de onderbouwdocenten moesten omvatten. De grieven van APS werden verworpen, en het Hof bevestigde het eerdere vonnis, waarbij APS werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 19 juli 2010.

Uitspraak

Registratienummer: AR 1379/06 - H 72/09
Uitspraak: 19 juli 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap naar Nederlands recht
HET ALGEMEEN PEDAGOGISCH STUDIECENTRUM B.V.,
gevestigd in Nederland,
oorspronkelijk eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. G.L. van Giffen,
- tegen -
de openbare rechtspersoon
HET LAND DE NEDERLANDSE ANTILLEN,
zetelend op Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.
Partijen worden hierna wederom APS en het Land genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
Bij vonnis van 26 januari 2010 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte uitlating producties aan de zijde van het Land. Het Land heeft op de daarvoor nader bepaalde datum een akte uitlating producties genomen. Vonnis is nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Het GEA heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2 een aantal feiten als vaststaand beschouwd. Daaromtrent bestaat tussen partijen geen geschil. De vaststelling komt het Hof juist voor. Ook in hoger beroep zal daarom van die feiten worden uitgegaan.
2.2 Grief 1 en grief 2 lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
Aan de vorderingen van APS ligt de stelling ten grondslag dat partijen zijn overeengekomen dat in totaal aan in elk geval 300 groepen van docenten nascholing zal worden gegeven, terwijl slechts aan 272 groepen van docenten nascholing is gegeven. Daarbij beroept APS zich op de overeenkomst van opdracht waarvan de akte als productie 1 bij het inleidend verzoekschrift is overgelegd.
Het Land heeft tegen deze stelling onder andere aangevoerd dat APS volgens haar eigen berekeningen (productie 2 conclusie van antwoord) in totaal aan in elk geval 302 groepen nascholing heeft gegeven.
APS heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat in deze berekeningen ook de nascholing aan groepen van schoolleiders, bovenbouwdocenten en functionarissen/bestuursleden is betrokken, maar dat de overeenkomst waar zij zich op beroept uitsluitend betrekking heeft op de nascholing aan groepen van onderbouwdocenten.
Volgens het Land zijn partijen echter overeengekomen bedoelde overeenkomst uit te breiden naar groepen van schoolleiders, bovenbouwdocenten en functionarissen/bestuursleden toen bleek dat het aantal na te scholen onderbouwdocenten achterbleef bij de verwachtingen.
Grief 1 en grief 2 veronderstellen dat bij de beantwoording van de vraag of in totaal aan in elk geval 300 groepen nascholing is gegeven uitsluitend de nascholing aan groepen van onderbouwdocenten in de berekeningen dient te worden betrokken. Dienaangaande overweegt het Hof als volgt.
Blijkens artikel 1 lid 1 van de als productie 1 bij het inleidend verzoekschrift overgelegde akte heeft het Land aan APS opgedragen: ‘De nascholing van docenten in vakken en vaardigheden die nodig zijn om hen te bekwamen tot het functioneren in de Basisvorming’. Gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (zie HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635; <i>Haviltex</i>) acht het Hof aannemelijk dat de oorspronkelijke overeenkomst van opdracht uitsluitend betrekking had op de nascholing aan groepen van onderbouwdocenten. Onderbouwdocenten functioneren immers in de basisvorming, zijnde de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs.
Voorts stelt het Hof vast dat het Land APS daarnaast opdracht heeft gegeven om nascholing aan schoolleiders, bovenbouwdocenten en coördinatoren en functionarissen van schoolbesturen te geven in het kader van de invoering van de basisvorming. Van de overeenkomst van opdracht met betrekking tot de schoolleiders heeft APS reeds bij conclusie van repliek (Bijlage A) een door beide partijen ondertekende akte overgelegd. Het bestaan van de overeenkomst van opdracht met betrekking tot de bovenbouwdocenten en coördinatoren en functionarissen van schoolbesturen leidt het Hof mede af uit de aan de pleitnota van APS in hoger beroep gehechte producties ter zake.
Uit deze producties komt echter ook naar voren dat partijen zijn overeengekomen dat de nascholing van bovenbouwdocenten en coördinatoren en functionarissen van schoolbesturen onder de oorspronkelijke overeenkomst van opdracht valt en dat dezelfde voorwaarden daarop van toepassing zijn. Dit vindt bijvoorbeeld steun in de aan de pleitnota van APS in hoger beroep gehechte faxen van 20 oktober 1999 van J. van der Straaten (Bureau Antilliaanse Basisvorming).
In het licht daarvan neemt het Hof aan dat bij de beantwoording van de vraag of in totaal aan in elk geval 300 groepen nascholing is gegeven niet alleen de nascholing aan groepen van onderbouwdocenten in de berekeningen dient te worden betrokken, maar ook de nascholing aan groepen van bovenbouwdocenten en coördinatoren en functionarissen van schoolbesturen, en dat hetzelfde geldt voor de nascholing aan groepen van schoolleiders. Daarbij heeft het Hof ook in aanmerking genomen dat, zoals niet ter discussie staat, partijen zijn overeengekomen dat de nascholing is uitgebreid tot deze verschillende groepen omdat het aantal na te scholen onderbouwdocenten achterbleef bij de verwachtingen.
Een en ander brengt mee dat grief 1 en grief 2 falen.
2.3 Volgens grief 3 is in overleg met de Begeleidingscommissie en het Departement van Onderwijs een bedrag aan schadevergoeding vastgesteld wegens het feit dat APS niet over 300, maar slechts over 272, groepen heeft kunnen declareren. In dit verband heeft APS verwezen naar bij het inleidend verzoekschrift overgelegde producties. APS betoogt dat het Land aan de gedragingen en mededelingen van de leden van de Begeleidingscommissie is gebonden. Naar het oordeel van het Hof kan deze grief niet slagen. Niet gebleken is van een mededeling van de Begeleidingscommissie met de inhoud dat een bedrag aan schadevergoeding aan APS zal worden betaald. In de als productie 3 bij het inleidend verzoekschrift overgelegde fax van [L.M.] (MPIE) aan APS zijn weliswaar bedragen voor kosten opgenomen, maar het Land heeft er terecht op gewezen dat in de fax ook is vermeld dat om accordering van deze bedragen zal worden verzocht bij de Minister.
2.4 Grief 4 strekt ertoe het geschil in volle omvang aan de beoordeling van het Hof voor te leggen. Nu grief 1 tot en met 3 niet leiden tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, en het Hof daartegen ook ambtshalve geen bezwaren heeft, is deze grief tevergeefs voorgesteld.
2.5 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal APS worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
BESLISSING
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt APS in de proceskosten aan de zijde van het Land gevallen en tot op heden begroot op NAF. 332,88 aan exploitkosten en NAF. 12.500,- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, F.J.P. Lock en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 19 juli 2010.