2.2 Grief 1 en grief 2 lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
Aan de vorderingen van APS ligt de stelling ten grondslag dat partijen zijn overeengekomen dat in totaal aan in elk geval 300 groepen van docenten nascholing zal worden gegeven, terwijl slechts aan 272 groepen van docenten nascholing is gegeven. Daarbij beroept APS zich op de overeenkomst van opdracht waarvan de akte als productie 1 bij het inleidend verzoekschrift is overgelegd.
Het Land heeft tegen deze stelling onder andere aangevoerd dat APS volgens haar eigen berekeningen (productie 2 conclusie van antwoord) in totaal aan in elk geval 302 groepen nascholing heeft gegeven.
APS heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat in deze berekeningen ook de nascholing aan groepen van schoolleiders, bovenbouwdocenten en functionarissen/bestuursleden is betrokken, maar dat de overeenkomst waar zij zich op beroept uitsluitend betrekking heeft op de nascholing aan groepen van onderbouwdocenten.
Volgens het Land zijn partijen echter overeengekomen bedoelde overeenkomst uit te breiden naar groepen van schoolleiders, bovenbouwdocenten en functionarissen/bestuursleden toen bleek dat het aantal na te scholen onderbouwdocenten achterbleef bij de verwachtingen.
Grief 1 en grief 2 veronderstellen dat bij de beantwoording van de vraag of in totaal aan in elk geval 300 groepen nascholing is gegeven uitsluitend de nascholing aan groepen van onderbouwdocenten in de berekeningen dient te worden betrokken. Dienaangaande overweegt het Hof als volgt.
Blijkens artikel 1 lid 1 van de als productie 1 bij het inleidend verzoekschrift overgelegde akte heeft het Land aan APS opgedragen: ‘De nascholing van docenten in vakken en vaardigheden die nodig zijn om hen te bekwamen tot het functioneren in de Basisvorming’. Gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (zie HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635; <i>Haviltex</i>) acht het Hof aannemelijk dat de oorspronkelijke overeenkomst van opdracht uitsluitend betrekking had op de nascholing aan groepen van onderbouwdocenten. Onderbouwdocenten functioneren immers in de basisvorming, zijnde de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs.
Voorts stelt het Hof vast dat het Land APS daarnaast opdracht heeft gegeven om nascholing aan schoolleiders, bovenbouwdocenten en coördinatoren en functionarissen van schoolbesturen te geven in het kader van de invoering van de basisvorming. Van de overeenkomst van opdracht met betrekking tot de schoolleiders heeft APS reeds bij conclusie van repliek (Bijlage A) een door beide partijen ondertekende akte overgelegd. Het bestaan van de overeenkomst van opdracht met betrekking tot de bovenbouwdocenten en coördinatoren en functionarissen van schoolbesturen leidt het Hof mede af uit de aan de pleitnota van APS in hoger beroep gehechte producties ter zake.
Uit deze producties komt echter ook naar voren dat partijen zijn overeengekomen dat de nascholing van bovenbouwdocenten en coördinatoren en functionarissen van schoolbesturen onder de oorspronkelijke overeenkomst van opdracht valt en dat dezelfde voorwaarden daarop van toepassing zijn. Dit vindt bijvoorbeeld steun in de aan de pleitnota van APS in hoger beroep gehechte faxen van 20 oktober 1999 van J. van der Straaten (Bureau Antilliaanse Basisvorming).
In het licht daarvan neemt het Hof aan dat bij de beantwoording van de vraag of in totaal aan in elk geval 300 groepen nascholing is gegeven niet alleen de nascholing aan groepen van onderbouwdocenten in de berekeningen dient te worden betrokken, maar ook de nascholing aan groepen van bovenbouwdocenten en coördinatoren en functionarissen van schoolbesturen, en dat hetzelfde geldt voor de nascholing aan groepen van schoolleiders. Daarbij heeft het Hof ook in aanmerking genomen dat, zoals niet ter discussie staat, partijen zijn overeengekomen dat de nascholing is uitgebreid tot deze verschillende groepen omdat het aantal na te scholen onderbouwdocenten achterbleef bij de verwachtingen.
Een en ander brengt mee dat grief 1 en grief 2 falen.