Datum uitspraak: 8 juli 2010
Zaaknummer: H 21/2008
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 16 november 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te ‘s-Gravenhage op [datum] 1969
wonende op Sint Maarten
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Het Hof behandelt de zaak thans na verwijzing bij arrest van 16 februari 2010 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij het vonnis van het Hof in hoger beroep in deze zaak gewezen op 3 april 2008 werd vernietigd maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder zeven ten laste gelegde en de strafoplegging.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 19 september 2007 en 15 november 2007, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen en van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 13 maart 2008, eveneens blijkens het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep op 24 juni 2010 na verwijzing op Sint Maarten.
De verdachte is verschenen.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R. Gibson jr. naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep ten aanzien van het onder zeven ten laste gelegde zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, dat feit (primair) zal bewezen verklaren en aan de verdachte ter zake van alle feiten een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 30 (dertig) maanden waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van voorarrest.
Tevens heeft de procureur-generaal een geldboete van NAF 15.000,- gevorderd, bij niet tijdige betaling of verhaal te vervangen door 105 dagen hechtenis.
Bij het eerste Hof vonnis is de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde (ambtelijke omkoping) vrijgesproken en ter zake van het onder 1 (valsheid in geschrift, meermalen gepleegd), 3 primair (medeplegen van oplichting), 4 (belastingdelict), 5 (valsheid in geschrift, meermalen gepleegd), 6 (belastingdelict) en 7 primair (gewoontewitwassen) ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk alsmede tot de betaling van een geldboete van NAF. 15.000, subsidiair 105 dagen hechtenis.
De verdachte heeft hiertegen cassatieberoep ingesteld
<u>Omvang hoger beroep</u>
Gelet op het bovenstaande is thans alleen aan de orde het ten laste gelegde sub 7, alsmede de strafoplegging.
Aan de verdachte is sub 7 primair ten laste gelegd:
dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 27 december 2006 op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk witwassen van geld en/of geldswaardige papieren en/of vorderingen en/of op geld waardeerbare goederen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in de genoemde periode meerdere geldbedragen, onder meer
- bedragen tot een totaal van 115.600,= US Dollar, en/of 28.320 ANG, (middels 17 contante stortingen op bankrekeningnummer 000.04.01.792, in de periode van 30 mei 2006 tot en met 27 december 2006), en/of
- bedragen tot een totaal van 332.275,= US Dollar, (middels 60 contante stortingen bij Standard Trust Company, ten gunste van Santana Ltd),
althans enig geldbedrag, verworven en/of (uit winstbejag) voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van voornoemde geldbedragen wist(en), althans moest(en) weten dat deze geldbedragen door misdrijf waren verkregen;
<u>De bewezenverklaring</u>
Het Hof komt thans tot een andere bewezenverklaring van het sub 7 primair ten laste gelegde feit. Met betrekking tot het medeplegen acht het Hof niet bewezen dat de mededader van verdachte op de hoogte was van de afkomst van alle bedragen, die de verdachte heeft witgewassen. De bewezenverklaring luidt thans:
dat hij in en omstreeks de maand juni 2006 op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk witwassen van geld, immers heeft hij in de genoemde periode meerdere geldbedragen verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van voornoemde geldbedragen wist dat deze geldbedragen door misdrijf waren verkregen.
Hetgeen meer of anders primair is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
a. een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 juni 2007 gesloten en getekend door R.H., Korevaar en P. Antenbrink, beiden buitengewoon agent van politie, pv. nummer: 0706241650.FIN, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen, zakelijk weergegeven:
"Uit een analyse van de bankbescheiden welke werden in beslag genomen tijdens de huiszoeking in de woning [adres] is het volgende naar voren gekomen. Zowel [verdachte] als [C.C.] zijn houder van diverse bankrekeningen bij de RBTT bank op Sint Maarten.
In de periode van 29 mei 2006 tot 30 juni 2006 (1 maand) worden op rekeningnummer RBTT 000.04.01.57.792 (multiplier checking account van [C.C.]) een 14-tal betalingen bijgeboekt (contante stortingen) van in totaal het bedrag van US$ 115.000. Op 30 juni 2006 wordt dit totaalbedrag van US$ 115.000 via een interne overboeking overgeboekt naar een rekening van [verdachte].
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van contante geldstortingen op de rekening van [C.C.] (dollarrekening), welke later worden doorgeboekt naar de rekening van [Verdachte]
01-06-2006 $8.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
02-06-2006 $6.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
05-06-2006 $9.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
06-06-2006 $9.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
07-06-2006 $9.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
08-06-2006 $9.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
09-06-2006 $9.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
15-06-2006 $9.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
16-06-2006 S9.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
19-06-2006 $9.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
20-06-2006 $5.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
26-06-2006 $9.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
27-06-2006 $6.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
28-06-2006 $9.000,00 [C.C.] Multiplier account 401577792 cash deposit
Totaal $115.000,00
Voorts werden bij de huiszoeking in de woning van [verdachte] verschillende reçu's aangetroffen van contante stortingen bij Standard Trust Company. In onderstaand overzicht wordt een weergave gegeven van geldstortingen bij Standard Trust Company op naam van Santana:
08-06-2006 9.000,00 USD cash deposit
08-06-2006 9.000,00 USD cash deposit
08-06-2006 9.000,00 USD cash deposit
15-06-2006 3.500,00 USD cash deposit
16-06-2006 9.000,00 USD cash deposit
16-06-2006 9.000,00 USD cash deposit
16-06-2006 9.000,00 USD cash deposit
16-06-2006 8.700,00 USD cash deposit
20-06-2006 9.000,00 USD cash deposit
27-06-2006 9.000,00 USD cash deposit
27-06-2006 8.000,00 USD cash deposit
27-06-2006 7.000,00 USD cash deposit
29-06-2006 9.000,00 USD cash deposit
05-07-2006 18.000,00 USD cash deposit
b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 november 2007, voor zover inhoudende:
"U houdt mij voor het proces-verbaal no. 0706241650.FIN van R.H. Korevaar en P. Antenbrink. Hetgeen daarin staat vermeld met betrekking tot [C.C.] en mijn rekeningen, is juist.
Sinds eind 2001 beschik ik over de op Nevis gevestigde offshore-company Santana Real Estate Ltd. Ik ben enig aandeelhouder. De op Sint Maarten gevestigde Standard Trust Company voert de directie over Santana, waarvoor zij mij een "fee" in rekening brengt. Ik heb Santana aangeschaft om daarin, niet op mijn naam en uit het zicht van de fiscus mijn geld en overig vermogen onder te brengen.
Het klopt dat op 30 juni 2006 een bedrag van US$ 115.000,00 van [C.C.]'s dollarrekening 000.04.01.57.792, via een interne boeking bij de RBTT, is overgeboekt naar een rekening van mij. Het klopt dat laatstgenoemd bedrag in de maand juni 2006 via een groot aantal kleinere stortingen op genoemde dollarrekening van [C.C.] is gestort. Ik hield die stortingen bewust klein, net onder de US$ 10.000,00, om daar geen vragen over te krijgen. Vrijwel al het geld is uiteindelijk, via Standard Trust, terechtgekomen bij Santana. In totaal is dat ongeveer 700.000,00 dollar geweest."
c. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 24 juni 2010, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
“U houdt me voor dat ik vooral in 2006 contant geld heb gestort naar Santana in porties van meestal $ 9.000, soms meerdere op een dag. Zoals het me nu bijstaat heb ik bij stortingen op een dag het gehele bedrag gebracht en is het in verschillende porties weggeschreven.
Ik heb mijn neveninkomsten niet opgegeven aan de belastingen.”
<u>Bewijsoverwegingen</u>
Ten aanzien van deze contante geldstortingen kan worden gesteld dat zij voldoen aan de door het FATF opgestelde lijst indicatoren met betrekking tot het witwassen van geld, met name:
1. Contante geldstortingen van grote bedragen op een privé-rekening, zonder dat de herkomst daarvan kan worden herleid;
2. Contante geldstortingen in vreemde valuta welke worden overgeboekt naar een derde rekening (Santana Real Estate Ltd.);
3. Het ontbreken van een verklaarbare legale oorsprong gelet op de hoogte van de geldbedragen en de frequentie waarmee wordt gestort;
4. Meerdere geldstortingen van grote bedragen op opeenvolgende dagen met een bepaalde frequentie, kennelijk om de meldgrens voor ongebruikelijke transacties aan het MOT te vermijden;
5. Het wegsluizen van het geld naar een offshore-onderneming.
Verdachte heeft op 24 juni 2010 ten overstaan van het Hof verklaard, dat het extra verdiende geld afkomstig was van security-adviezen, die hij aan diverse bedrijven gaf. Het zou gaan om telkens adviezen ter waarde van ca. 4.000 a 5.000 dollar. Verder heeft verdachte verklaard een naheffing te hebben gekregen van de Belastingdienst van ca. 95.000 dollar, doch dat hij nog in debat is over de exacte hoogte van dat bedrag. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij zijn neveninkomsten niet aan de belastingdienst heeft opgegeven. Het Hof constateert derhalve dat in ieder geval ook een gedeelte van de in de bewezenverklaring genoemde bedragen direct uit een misdrijf, namelijk een belastingdelict, is verkregen.
Met betrekking tot het grote resterende deel van het bewezen verklaarde geld overweegt het Hof, dat daarop de criteria van de FATF toepasbaar zijn. Verdachte heeft daartegenover slechts gesteld dat het geld afkomstig was van security-adviezen, doch heeft nagelaten ook maar enige nadere opgave te geven. Desgevraagd heeft de verdachte gesteld dat hij de namen van zijn opdrachtgevers niet wil bekend maken, aangezien hij dat hun beloofd had. Het Hof acht dit ongeloofwaardig, nu het gaat om (in totaal) een aanzienlijk bedrag en het derhalve zou gaan om een aanzienlijke hoeveelheid adviezen. Dat geen enkele opdrachtgever er na zoveel tijd nog steeds niet mee zou instemmen dat verdachte zijn identiteit zou prijsgeven teneinde de inkomstenbron van de verdachte te kunnen verifiëren is niet aannemelijk. Bij deze stand van zaken kan het niet anders dan dat verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van de bewezen verklaarde bedragen.
De gewoonte wordt afgeleid uit de herhaling van de handelingen.
<u>Strafbaarheid van het bewezen verklaarde</u>
Het bewezen verklaarde levert op:
Een gewoonte maken van het opzettelijk witwassen van geld,
strafbaar gesteld bij artikel 2 jo. 1, eerste lid onder a. van de Landsverordening strafbaarstelling witwassen van geld (oud).
Hieromtrent overweegt het Hof nog het volgende:
De artikelen 1 en 2 van de Landsverordening strafbaarstelling witwassen van geld luidden ten tijde van de gepleegde feiten:
(artikel1)
1. Als schuldig aan het opzettelijk witwassen van geld, geldswaardige papieren, vorderingen of op geld waardeerbare goederen wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste een miljoen gulden, hetzij met beide straffen:
a. Een ieder die geld, geldswaardige papieren, vorderingen of op geld waardeerbare goederen verwerft, voorhanden heeft of overdraagt, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het geld, de papieren, de vorderingen of de goederen wist of moest weten dat deze door misdrijf waren verkregen;
b. Een ieder die opzettelijk uit winstbejag door misdrijf verkregen geld, geldswaardige papieren, vorderingen of op geld waardeerbare goederen voorhanden heeft of overdraagt.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft een ieder die opzettelijk uit de opbrengst van door misdrijf verkregen geld, geldswaardige papieren, vorderingen of op geld waardeerbare goederen voordeel trekt.
(artikel 2)
Een ieder die van het plegen van het opzettelijk witwassen van geld, geldswaardige papieren, vorderingen of op geld waardeerbare goederen een gewoonte maakt, wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste een miljoen en tweehonderdvijftigduizend gulden, hetzij met beide straffen.
Sedert 11 juni 2008 is de strafbaarstelling onderdeel van het Wetboek van Strafrecht en luidt het als volgt:
(artikel 435a Wetboek van Strafrecht)
1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van ten hoogste een miljoen gulden:
a. Hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet of begrijpt dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf;
b. Hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet of begrijpt dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
(artikel 435b)
Hij die van het plegen van witwassen een gewoonte maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren of geldboete van ten hoogste een miljoen en tweehonderdvijftigduizend gulden.
Nu de bewezen handelingen van verdachte ook onder de nieuwe strafbepaling vallen en de omschrijving in de oude strafbepaling gunstiger is voor de verdachte zal het Hof de oude strafbepaling toepassen.
Het bewezen verklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf en/of maatregel</u>
Bij de bepaling van de straf verwijst het Hof naar de overwegingen van het eerdere vonnis. Het Hof realiseert zich dat de bewezen verklaarde periode een stuk korter is dan in het eerdere vonnis. Desondanks zal het Hof dezelfde straf opleggen als in het eerdere vonnis, aangezien het van oordeel is dat verdachte zich, juist ook door het witwassen, alsmede door zijn andere bewezen verklaarde handelingen als politieman dermate heeft misdragen dat een mildere straf onvoldoende recht zou doen aan het feit dat juist het politiepersoneel een voorbeeld dient te zijn voor de burgerij in deze complexe samenleving.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf en maatregel is/zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikel zoals vermeld in zijn eerdere vonnis.
verklaart bewezen dat verdachte het onder 7 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 3 (drie) jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete van NAF. 15.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 105 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mrs. H. de Doelder, J. de Boer en J.R.Sijmonsma, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 8 juli 2010.