ECLI:NL:OGHNAA:2010:BN4469
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Raadkamer
- J.R. Sijmonsma
- H.A.C. Smid
- M.T. Paulides
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorwaardelijke vrijlating en beoordeling van ontvankelijkheid
Op 4 augustus 2010 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba uitspraak gedaan in een verzoek om voorwaardelijke in vrijheidstelling (VI) van de verzoeker, die gedetineerd was op Curaçao. Het verzoekschrift was op 19 juli 2010 ingediend en betrof een verzoek aan het Land de Nederlandse Antillen, de Minister van Justitie en het Openbaar Ministerie om verzoeker binnen 2 x 24 uur voorwaardelijk in vrijheid te stellen. Tevens werd een dwangsom van NAF 5.000,- per dag geëist voor het geval verweerders in gebreke zouden blijven, met een maximum van NAF 100.000,-. De behandeling van het verzoek vond plaats in raadkamer op 27 juli en 3 augustus 2010, waarbij de procureur-generaal mr. A.C. van der Schans, verzoeker en zijn gemachtigde mr. J.J. Oedjaghir aanwezig waren.
Het Hof oordeelde dat het verzoek betrekking had op de modaliteiten van vrijheidsbeneming door de overheid, wat een spoedeisend belang met zich meebracht. Echter, het Wetboek van Strafvordering biedt geen regeling voor het aan de orde stellen van VI-problematiek in de executiefase. Het Hof verklaarde verzoeker ontvankelijk op basis van artikel 43 lid 1 Sv, maar concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek tot VI, omdat hij in aanmerking kan komen voor VI met ingang van 3 november 2011. Het Hof oordeelde verder dat verzoeker niet kon worden ontvangen in zijn stelling dat bij de berekening van zijn VI-datum geen rekening was gehouden met resocialisatie- en werkstrafkortingen, aangezien deze kortingen in een afzonderlijk gratietraject aan de orde moeten komen.
Uiteindelijk verklaarde het Hof verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om voorwaardelijke vrijlating. De beschikking werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Van Veen, die niet in staat was de beschikking te ondertekenen.