ECLI:NL:OGHNAA:2010:BN4469

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
4 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 112/2010
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorwaardelijke vrijlating en beoordeling van ontvankelijkheid

Op 4 augustus 2010 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba uitspraak gedaan in een verzoek om voorwaardelijke in vrijheidstelling (VI) van de verzoeker, die gedetineerd was op Curaçao. Het verzoekschrift was op 19 juli 2010 ingediend en betrof een verzoek aan het Land de Nederlandse Antillen, de Minister van Justitie en het Openbaar Ministerie om verzoeker binnen 2 x 24 uur voorwaardelijk in vrijheid te stellen. Tevens werd een dwangsom van NAF 5.000,- per dag geëist voor het geval verweerders in gebreke zouden blijven, met een maximum van NAF 100.000,-. De behandeling van het verzoek vond plaats in raadkamer op 27 juli en 3 augustus 2010, waarbij de procureur-generaal mr. A.C. van der Schans, verzoeker en zijn gemachtigde mr. J.J. Oedjaghir aanwezig waren.

Het Hof oordeelde dat het verzoek betrekking had op de modaliteiten van vrijheidsbeneming door de overheid, wat een spoedeisend belang met zich meebracht. Echter, het Wetboek van Strafvordering biedt geen regeling voor het aan de orde stellen van VI-problematiek in de executiefase. Het Hof verklaarde verzoeker ontvankelijk op basis van artikel 43 lid 1 Sv, maar concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek tot VI, omdat hij in aanmerking kan komen voor VI met ingang van 3 november 2011. Het Hof oordeelde verder dat verzoeker niet kon worden ontvangen in zijn stelling dat bij de berekening van zijn VI-datum geen rekening was gehouden met resocialisatie- en werkstrafkortingen, aangezien deze kortingen in een afzonderlijk gratietraject aan de orde moeten komen.

Uiteindelijk verklaarde het Hof verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om voorwaardelijke vrijlating. De beschikking werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Van Veen, die niet in staat was de beschikking te ondertekenen.

Uitspraak

Datum beschikking: 4 augustus 2010
Nummer: HAR 112/2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking op het verzoek ex art. 43 Sv van:
[Verzoeker] (hierna verzoeker),
thans gedetineerd op Curaçao,
gemachtigde: mr. J.J. Oedjaghir.
1. Het procesverloop
Bij op 19 juli 2010 ter griffie van het Hof ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker het Hof verzocht om het Land de Nederlandse Antillen en/of de Minister van Justitie van het Land en/of het Openbaar Ministerie, meer speciaal de directeur van de gevangenis Bon Futuro op te dragen verzoeker binnen 2 x 24 uur alsnog voorwaardelijk in vrijheid te stellen (hierna VI) dan wel een beslissing te willen nemen op grond van redelijkheid en billijkheid op straffe van een dwangsom van NAF. 5.000,- voor elke dag dat verweerders dit nalaten, met een maximum van NAF. 100.000,-.
Het verzoek op Curaçao in raadkamer behandeld op 27 juli 2010 en 3 augustus 2010. Verschenen en gehoord zijn telkens de (fgd.) procureur-generaal mr. A.C. van der Schans, die stukken heeft overgelegd, verzoeker en zijn gemachtigde. Beschikking is aangezegd en bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Het verzoek heeft betrekking op (de modaliteiten van) vrijheidsbeneming door de overheid, zodat sprake is van een spoedeisend belang. Het Wetboek van Strafvordering bevat geen regeling die het mogelijk maakt in de executiefase VI-problematiek als de onderhavige aan te orde te stellen. Verzoeker kan wat dat betreft daarom op de voet van art. 43 lid 1 Sv thans worden ontvangen.
2.2 Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken dient ervan te worden uitgegaan dat verzoeker voor VI in aanmerking kan komen met ingang van 3 november 2011, zodat hij, voor zover hij zijn verzoek tot VI heeft gebaseerd op feiten en/of rechten exclusief resocialisatiekorting en/of werkstrafkorting, in dat verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2.3 Voor zover verzoeker stelt dat bij de berekening van zijn VI-datum ten onrechte geen rekening wordt gehouden met resocialisatiekorting en/of werkstrafkorting, kan hij in die stelling niet worden ontvangen omdat deze kortingen slechts in een afzonderlijk gratietraject aan de orde komen terwijl beslissingen in een gratietraject niet in een strafvorderlijk kort geding aan de orde gesteld kunnen worden. Ook wat dat betreft dient hij dus niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3. De beslissing
Het Hof:
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, H.A.C. Smid en M.T. Paulides, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgesproken op Curaçao op 4 augustus 2010 in tegenwoordigheid van de griffier, zijnde mr. Van Veen buiten staat deze beschikking te ondertekenen.