ECLI:NL:OGHNAA:2010:BM9536

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
22 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 17/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van ontslag van curatoren in faillissement van MIDCC

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 22 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het ontslag van curatoren in het faillissement van de MANSUR INTERNATIONAL DEVELOPMENT CAPITAL CORPORATION N.V. (MIDCC). De curatoren, die eerder op 4 juni 2010 door de rechter-commissaris waren ontslagen, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. In hun memorie van grieven hebben zij aangevoerd dat het in het belang van de schuldeisers is dat zij als curatoren in het faillissement blijven functioneren. De rechter-commissaris heeft echter in een schriftelijk bericht aan het Hof aangegeven dat het ontslag in stand moet blijven, en dat er een sfeer van open communicatie en vertrouwen tussen de curatoren en de rechter-commissaris noodzakelijk is voor een goede afwikkeling van het faillissement.

Het Hof heeft de zaak behandeld op 18 juni 2010, waarbij de curatoren en hun gemachtigden aanwezig waren. De rechter-commissaris was verhinderd. Na de behandeling heeft het Hof de beschikking op heden bepaald. Het Hof oordeelde dat de beslissing van de rechter-commissaris om de curatoren te ontslaan een discretionaire bevoegdheid betreft, en dat het Hof in hoger beroep deze beslissing dient te respecteren. Het Hof heeft vastgesteld dat de curatoren voldoende gelegenheid hebben gehad om hun standpunt kenbaar te maken en dat er geen klachten zijn over de hoorplicht.

Uiteindelijk heeft het Hof de bestreden beschikking bevestigd, met de verklaring dat de kosten van de procedure niet voor rekening van de boedel komen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede samenwerking tussen de curatoren en de rechter-commissaris in faillissementzaken, en de noodzaak om het faillissement in een constructieve sfeer af te wikkelen.

Uitspraak

Registratienummer: HAR 17/10
Uitspraak: 22 juni 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking in de zaak van:
1. [curator 1],
2. [curator 2],
wonende op Curaçao,
appellanten,
hierna ook te noemen: de curatoren,
gemachtigden: mrs. C.H.M. Fiévez en K. Frielink,
ter zake van het hun door de rechter-commissaris verleende ontslag als curatoren
in het faillissement van
MANSUR INTERNATIONAL DEVELOPMENT CAPITAL
CORPORATION N.V.,
hierna te noemen: MIDCC.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Bij beschikking van 4 juni 2010 heeft de rechter-commissaris van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (verder: GEA) appellanten ontslag verleend in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van MIDCC.
1.2 De curatoren zijn bij op 9 juni 2010 ingekomen memorie, met producties, in hoger beroep gekomen van die beschikking. Bij die memorie hebben zij de gronden van het hoger beroep aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen met handhaving van appellanten als curatoren in het faillissement van MIDCC en met veroordeling van de boedel in de kosten van het geding.
De rechter-commissaris heeft een schriftelijk bericht van 11 juni 2010 aan het Hof doen toekomen, waarbij voornoemde memorie van de curatoren en andere stukken zijn gevoegd. Haar conclusie strekt ertoe dat het ontslag in stand blijft.
Op 17 juni 2010 zijn producties van de curatoren en een brief van de rechter-commissaris met een productie ingekomen.
1.3 Het hoger beroep is op 18 juni 2010 behandeld. De curatoren zijn verschenen, vergezeld van hun gemachtigden. De rechter-commissaris heeft bericht verhinderd te zijn. De gemachtigden hebben een pleitnota overgelegd. De curatoren hebben het woord gevoerd.
1.4 Na afloop van de behandeling heeft het Hof beschikking bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 In het midden kan blijven of de rechter-commissaris de curatoren voldoende gelegenheid heeft gegeven om te worden gehoord op het voornemen tot ontslag, nu de curatoren in elk geval in dit hoger beroep voldoende in de gelegenheid zijn gesteld om hun standpunt kenbaar te maken. Over dat laatste hebben zij ook niet geklaagd.
2.2 De beslissing om een curator al dan niet te ontslaan, is blijkens art. 69 lid 1 Faillissementsbesluit 1931 en naar de aard ervan een discretionaire bevoegdheid van de rechter-commissaris (vergelijk: HR 28 juni 1985, NJ 1985, 870). In hoger beroep is de beslissing daarover een discretionaire bevoegdheid van het Hof.
2.3 In dit faillissement heeft de rechter-commissaris de curatoren reeds eerder ontslagen. Op 13 april 2010 heeft het Hof die eerste ontslagbeschikking vernietigd. Vervolgens hebben de curatoren een wrakingsverzoek tegen de rechter-commissaris ingediend.
Dat verzoek heeft het Hof bij beschikking van 19 mei 2010 afgewezen. Zoals het Hof in die beschikking heeft overwogen, is duidelijk dat de curatoren en de rechter-commissaris tegenover elkaar zijn komen te staan.
Het is in het belang van de schuldeisers van de boedel en van een goede rechtsbedeling dat het faillissement verder wordt afgewikkeld in een sfeer van open communicatie en vertrouwen tussen de rechter-commissaris en de curator(en). Gelet op het verloop van de gebeurtenissen, en mede in aanmerking genomen dat de rechter-commissaris binnenkort haar werkzaamheden voor het GEA zal neerleggen, wordt dat doel gediend indien ook de curatoren worden vervangen. Op die grond dient de bestreden beschikking te worden bevestigd. Het is niet nodig dat het Hof treedt in de vraag aan wat of wie het ligt dat de curatoren en de rechter-commissaris tegenover elkaar zijn komen te staan. Evenmin is het nodig dat het Hof de deugdelijkheid beoordeelt van de gronden waarop de rechter-commissaris het ontslag heeft doen steunen.
2.4 Gelet op deze uitkomst zal het Hof bepalen dat de kosten van deze procedure niet voor rekening van de boedel komen.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt de bestreden beschikking;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verstaat dat de kosten van deze procedure niet voor rekening van de boedel komen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, G.C.C. Lewin en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof uitgesproken op 22 juni 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.