Datum uitspraak: 10 juni 2010
Zaaknummer: H-59/2010
Parketnummer: 400.00226/09
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, van 23 december 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1983 op Bonaire,
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Bonaire,
wonende op Bonaire, [adres].
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 9 december 2009, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 20 mei 2010 op Bonaire.
De verdachte is verschenen. Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M.M.A. Domingo-van Lieshout naar voren is gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 meest subsidiair en feit 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest. Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd:..
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en nog meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 meest subsidiair en feit 2 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. <b>meest subsidiair</b>
dat hij, in de nacht van 24 juli 2009 op 25 juli 2009, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met anderen, [J.W.] en [V.M.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders, toen aldaar opzettelijk dreigend
-met een jachtgeweer (kaliber “20 Cauge”), geschoten door een glazen schuifpui van een woning gelegen aan de [adres] van die [V.M.] en
- <i>zijn verdachte en/of zijn mededaders</i> vervolgens die woning binnengegaan en
- <i>hebben</i> vervolgens die [J.W.] en die [V.M.], die gezeten waren in een auto, in een auto en met een jachtgeweer/shotgun voorhanden, achtervolgd, en
- een jachtgeweer/ shotgun, uit het raam van een (rijdende) auto, op de auto, waarin die [J.W.] en [V.M.] gezeten waren, gericht;
2.
dat hij, in de nacht van 24 juli 2009 op 25 juli 2009, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met anderen, voorhanden heeft gehad een jachtgeweer (kaliber “20 Gauge”), en één voor genoemd wapen bestemde scherpe) patroon;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (<i>cursief</i>). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in geval van beroep in cassatie in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
1. meest subsidiair
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 298 in verbinding met artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
2.
medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening in verbinding met artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan medeplegen van een ernstige bedreiging en vuurwapenbezit. Zij zijn in de nachtelijke uren op jacht gegaan naar personen met wie zij eerder die avond onenigheid hadden. Zij hebben vervolgens met een shotgun/jachtgeweer op de woning van een van die personen geschoten, waardoor grote schade aan en in die woning is ontstaan. De verdachte of één van zijn mededaders heeft de woning betreden. De persoon die in de woning aanwezig was is deze daarop ontvlucht. Nadat hij zich bij zijn vriend had gevoegd en zich daarmee in een auto bevond, hebben verdachte en zijn mededaders hen achtervolgd. De verdachte hing daarbij uit het raam van die auto en heeft een jachtgeweer/shotgun op de andere auto gericht. Door hun agressieve en intimiderende optreden hebben de verdachte en zijn mededaders gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de aangevers.
Het voorgaande rechtvaardigt een gevangenisstraf van na te melden duur. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name de omstandigheid dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit strafrechtelijk is veroordeeld, geven aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 17d, 31, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, van 23 december 2010 en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair, subisidiar, meer subsidiair en nog meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1 meest subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 meest subsidiair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 (ZESENTWINTIG) maanden;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (ZES) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 (TWEE) jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, F.J.P. Lock en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 10 juni 2010.