Registratienummer: AR 679/08 - H 303/09
Uitspraak: 11 mei 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
[appellant],
wonende in Nederland,
oorspronkelijk eiser in conventie, verweerder in reconventie,
thans appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. S. van de Griek,
de naamloze vennootschap
RIFFORT VILLAGE EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd op Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. D.E. Liqui-Lung.
Partijen worden hierna "[appellant]" en "Riffort" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 29 juni 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (verder: GEA) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA verwijst het Hof naar dat vonnis.
1.2 [appellant] is in hoger beroep gekomen van dat vonnis door op 6 augustus 2009 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op 16 september 2009 ingekomen memorie van grieven heeft hij een aantal grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal bevestigen voorzover de vorderingen van Riffort zijn afgewezen en voor het overige zal vernietigen, de vorderingen van [appellant] alsnog zal toewijzen en die van Riffort, voorzover toegewezen, alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Riffort in de proceskosten in beide instanties.
1.3 Riffort heeft bij memorie van antwoord, tevens houdende verklaring van incidenteel appel en memorie van grieven in het incidenteel appel, de grieven van [appellant] bestreden, incidenteel appel ingesteld en twee grieven aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal bevestigen voorzover de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen en die van Riffort zijn toegewezen en voor het overige zal vernietigen, en de vorderingen van Riffort, voorzover afgewezen, alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in beide instanties.
1.4 Bij memorie van antwoord in het incidenteel appel heeft [appellant] de grieven van Riffort bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van het incidenteel appel, met handhaving van haar conclusie in het principaal appel.
1.5 Op de voor pleidooi nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
Voor de grieven verwijst het Hof naar de memories van grieven.
3.1 Geen grieven zijn gericht tegen de door het GEA onder 2 als vaststaand aangenomen feiten, al heeft [appellant] wel geklaagd over de onvolledigheid daarvan.
De vaststelling komt het Hof op zichzelf juist voor. Het Hof gaat daarom van die vaststelling uit. Voorzover het Hof meer (al dan niet betwiste) stellingen van belang acht voor de beoordeling van de vorderingen zal het die hieronder in zijn overwegingen betrekken.
3.2 Op de door [appellant] ondertekende betalingsopdracht staat achter "information for beneficiary" vermeld: "Noacura & [naam appellant]". Riffort wist dat [appellant] als statutair bestuurder bevoegd was Noacura te vertegenwoordigen. De sommatie van Riffort van 3 januari 2007 was ook aan zowel [appellant] als Noacura gericht. Reeds daarom mocht Riffort redelijkerwijze aannemen dat de betaling niet alleen werd gedaan op de schuld van [appellant], maar tevens op die van Noacura. Daarnaast bracht het hoofdelijke karakter van de veroordeling mee dat Riffort zich niet behoefde te verdiepen in de vraag op de schuld van welk van beide schuldenaren werd betaald. [appellant] kan zich er dan ook jegens Riffort thans niet op beroepen dat de betaling niet (tevens) werd gedaan voor Noacura. Indien hij wilde dat de betaling slechts zou gelden als een betaling op zijn eigen schuld, had het op zijn weg gelegen om dat uitdrukkelijk aan Riffort mede te delen. Daarom is de vordering van [appellant] terecht afgewezen.
3.3 Ten aanzien van de grieven van [appellant] overweegt het Hof als volgt. Indien de betaling is verricht onder dreiging van beslaglegging op de privéwoning van [appellant] en nadat Riffort een aanbod om vervangende zekerheid te stellen had geweigerd, zijn die omstandigheden van onvoldoende gewicht voor een ander oordeel. Ook is niet van belang of aan de vordering van de eerste rechter naar redelijke verwachting gevolg zou zijn gegeven, indien deze slechts Noacura en niet tevens [appellant] tot betaling zou hebben veroordeeld. Grief I van [appellant] faalt daarom. De grieven II en III bouwen daarop voort en moeten het lot daarvan delen.
3.4 Ten aanzien van grief A van Riffort overweegt het Hof als volgt. Het Hof heeft bij vonnis van 12 februari 2009 Noacura veroordeeld tot betaling aan Riffort van NAF. 5.360,38 aan proceskosten. In de stellingen van Riffort ligt besloten dat [appellant] de enige is die binnen Noacura zeggenschap heeft en dat [appellant] slechts uit onwil weigert te bewerkstelligen dat Noacura aan de veroordeling voldoet, zonder dat sprake is van betalingsonmacht bij Noacura. Deze stellingen, die voldoende zijn onderbouwd, heeft [appellant] niet gemotiveerd betwist. Daarom is [appellant] persoonlijk aansprakelijk voor betaling van het gevorderde bedrag, zodat grief A slaagt en de vordering ter zake hiervan alsnog moet worden toegewezen (zie voor een vergelijkbaar geval: HR 3 april 1992, NJ 1992, 411). De wettelijke rente zal worden toegewezen als gevorderd, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
3.5 Grief B betreft een voorwaardelijke vordering. De eerste rechter heeft terecht geoordeeld dat de voorwaarde waaronder de vordering was ingesteld, niet was vervuld. De vordering is ook thans nog een voorwaardelijke en de voorwaarde is ook thans weer niet vervuld. Overigens valt niet in te zien welk belang Riffort niettemin zou hebben bij een inhoudelijke beoordeling. Grief B faalt dus.
3.6 Het Hof ziet geen aanleiding voor vernietiging van het bestreden vonnis buiten de grieven om. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel. In het incidenteel appel zijn beide partijen op enige punten in het ongelijk gesteld en zullen de kosten daarom worden gecompenseerd. De in eerste aanleg gegeven beslissingen over de proceskosten kunnen gelet op de uitkomst van de procedure in stand blijven.
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover daarbij de in dat vonnis onder 3.2.b bedoelde vordering is afgewezen;
veroordeelt [appellant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Riffort het bedrag van NAF. 5.360,38 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 februari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis, voorzover het voornoemde veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal appel, aan de zijde van Riffort gevallen en tot op heden begroot op NAF. 337,15 aan verschotten en NAF. 9.300,00 aan salaris voor de gemachtigde;
compenseert de kosten van het incidenteel appel aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, F.J.P. Lock en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 11 mei 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.