Datum uitspraak: 20 mei 2010
Zaaknummer: H 243/2009
Parketnummers: 500.00968/09 en 500.01145/08
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 23 december 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [datum] 1986 op Curaçao,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao.
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 29 april 2010 op Curaçao.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de eerste rechter beslist over inbeslaggenomen voorwerpen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. S.P. Osepa naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 3 een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van zesendertig maanden met aftrek van voorarrest en dat over de inbeslaggenomen voorwerpen wordt beslist zoals in eerste aanleg.
Aan de verdachte is ten laste gelegd:…
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1.
dat hij op of omstreeks 4 of 5 november 2008 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft ingevoerd (daaronder mede begrepen “invoer” in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960) een hoeveelheid cocaïne;
2.
dat hij op of omstreeks 27 november 2008, op het eiland Curaçao, opzettelijk ter voorbereiding van een feit als bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel A, te weten het vervoer en/of de invoer van cocaïne,een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen hebbende hij, verdachte, zijn mededader een telefoonnummer gegeven <i>van</i> en/of hem in contact gebracht met [D.B.],die als chauffeur van een vrachtwapen (dumptruck) twee personen heimelijk naar het terrein van de Mijnmaatschappij (Porta Blancu) heeft vervoerd (alwaar deze personen die verdovende middelen in ontvangst hadden moeten nemen);
3.
dat hij op of omstreeks 6 november 2008, op het eiland Curaçao, voorhanden heeft gehad een jachtgeweer (shotgun) (merk Lamber, serienummer 1303-06045-98-1270) <i>zijnde</i> een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en vijf, scherpe patronen, <i>zijnde</i> munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (<i>cursief</i>). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in geval van cassatie in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
<u>Bewijsoverwegingen</u>
Uit de bewijsmiddelen leidt het Hof af dat op of omstreeks 29 november 2008 de invoer van ongeveer 109 kilo cocaïne heeft plaatsgevonden en op of omstreeks 10 of 11 januari 2009 de invoer van ongeveer 148 kilo cocaïne. Mede gelet op deze bewijsmiddelen kan het naar het oordeel van het Hof niet anders zijn dan dat de verdachte betrokken was op of omstreeks 4 en 5 november 2008 bij de invoer van cocaïne (feit 1) en op of omstreeks 27 november 2008 bij de voorbereiding van de invoer van cocaïne (feit 2). Bij dit oordeel heeft het Hof mede in aanmerking genomen de overeenkomsten naar aard en inhoud tussen de voor het bewijs van deze feiten gebruikte telefoongesprekken van de verdachte en de telefoongesprekken waaruit het Hof mede afleidt dat op of omstreeks 29 november 2008 en op of omstreeks 10 of 11 januari 2009 cocaïne is ingevoerd. Van belang is ook dat de gesprekspartner van de verdachte bij bedoelde gesprekken [medeverdachte] was, die een organiserende rol had bij al deze (voorbereiding van) invoer van cocaïne. Voorts gaat het hier om soortgelijke feiten die in een vergelijkbare context plaatsvonden, te weten de (voorbereiding van) invoer van cocaïne door middel van aanlandingen op de kust van Curaçao. Niet aannemelijk is geworden dat de telefoongesprekken van de verdachte niet betrekking hebben op de invoer van cocaïne, maar in plaats daarvan, zoals de verdachte naar voren heeft gebracht, op het ophalen van illegalen. Uit de telefoongesprekken blijkt namelijk dat de verdachte niet alleen personen van de kust moest ophalen, maar dezelfde personen eerst ook moest wegbrengen naar de kust.
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onderdeel A, van de Opiumlandsverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11, eerste lid, van deze landsverordening in verbinding met artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen;
2
plegen van een feit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel A, van de Opiumlandsverordening 1960, voor te bereiden of te bevorderen, een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen,
strafbaar gesteld bij artikel 11a, onder b, van deze landsverordening;
3
overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11, eerste lid, van deze landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met mededaders schuldig gemaakt aan de invoer van cocaïne door middel van een aanlanding op de kust van Curaçao. Daarbij heeft hij de dragers van de drugs naar en van de kust vervoerd. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen tot de invoer van cocaïne. Hij heeft een organisator daarvan ([medeverdachte]) voorzien van de naam en het telefoonnummer van een andere chauffeur toen hij gedetineerd was wegens een ander delict. Aldus had hij bij deze feiten een ondergeschikte maar essentiële rol. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit.
Door deze betrokkenheid bij de internationale handel in cocaïne heeft de verdachte ernstige feiten gepleegd. Het gebruik van cocaïne, waarop de handel in cocaïne is gericht, is schadelijk voor de volksgezondheid. Ook brengt de handel in cocaïne andere vormen van criminaliteit met zich. Door het gebruik van en de handel in cocaïne wordt de samenleving schade berokkend. Ook het verboden vuurwapenbezit levert een ernstig feit op, nu dit bijdraagt aan de onveiligheid van de samenleving.
In het nadeel van de verdachte houdt het Hof er rekening mee dat hij in 2008 wegens diefstal is veroordeeld en dat hij de onderhavige feiten tijdens zijn proeftijd heeft gepleegd. Ook rekent het Hof hem aan dat hij vanuit de gevangenis is doorgegaan met de (voorbereiding van) invoer van cocaïne.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden. Met een andere of lichtere straf zou de ernst van de gepleegde feiten worden miskend.
<u>Inbeslaggenomen voorwerpen</u>
De inbeslaggenomen mobiele telefoon dient te worden verbeurd verklaard, omdat met behulp daarvan de feiten 1 en 2 zijn begaan of voorbereid.
Het inbeslaggenomen jachtgeweer van het merk Lanber, model 2531 Victoria I, kaliber 12 Gauge, serienummer 1303-06045-98-1270W en de 5 jachtpatronen van het kaliber 12 GA (Gauge) dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat feit 3 met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straffen en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 35, 38b, 38c, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 23 december 2009 en doet opnieuw recht;
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen mobiele telefoon;
gelast onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen jachtgeweer van het merk Lanber, model 2531 Victoria I, kaliber 12 Gauge, serienummer 1303-06045-98-1270W en de 5 jachtpatronen van het kaliber 12 GA (Gauge).
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.L. Wattel, J.R. Sijmonsma en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 20 mei 2010.