ECLI:NL:OGHNAA:2010:BM5657

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 551/09 - H 253/09 en 253A/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering na auto-incident met knieletsel

In deze Arubaanse zaak vordert de appellante schadevergoeding naar aanleiding van een incident op 29 oktober 2008, waarbij de auto van de vriend van de appellante is beschadigd en de appellante knieletsel heeft opgelopen. De geïntimeerde heeft de gang van zaken gemotiveerd betwist. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba oordeelt dat het niet voldoende aannemelijk is geworden dat het knieletsel aan de geïntimeerde kan worden toegerekend. De vordering van de appellante tot betaling van geldsommen wordt afgewezen.

De procedure begon met een vonnis in kort geding van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba op 1 april 2009. De appellante heeft op 22 april 2009 een akte van hoger beroep ingediend, gevolgd door een memorie van grieven op 29 april 2009. De geïntimeerde heeft hierop gereageerd met een memorie van antwoord. De appellante heeft ook een memorie van antwoord ingediend, waarin zij verwijst naar haar eerdere grieven.

Het Hof heeft op 5 mei 2009 al beslist op het verzoek van de appellante om kosteloos te mogen procederen. Tijdens de beoordeling van de vordering heeft het Hof vastgesteld dat er onvoldoende spoedeisend belang is voor een voorschot op schadevergoeding, zowel voor de beschadiging van de auto als voor immateriële schade.

Uiteindelijk heeft het Hof het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg vernietigd en de vordering van de appellante afgewezen. De appellante is veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als de hoger beroepen. Dit vonnis is uitgesproken op 18 mei 2010 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Registratienummer: KG 551/09 - H 253/09 en 253A/09
Uitspraak: 18 mei 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[appellante],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante en geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.M. Malmberg,
- tegen -
[geïntimeerde],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde en appellante,
gemachtigde: mr. J.F.M. Zara.
Partijen worden hierna "[appellante]" en "[geïntimeerde]" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 1 april 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: GEA) tussen partijen vonnis in kort geding gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA verwijst het Hof naar dat vonnis.
1.2 [appellante] is in hoger beroep gekomen van dat vonnis door op 22 april 2009 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op 29 april 2009 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft zij twee grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht en een conclusie geformuleerd, die tevens een vermeerdering van eis inhoudt.
[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord, met producties, de grieven van [appellante] bestreden.
1.3 [geïntimeerde] is in hoger beroep gekomen van het vonnis van 1 april 2009 door op 21 april 2009 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op 10 mei 2009 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft hij één grief tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht en een conclusie geformuleerd.
[appellante] heeft een memorie van antwoord ingediend, waarin zij heeft verwezen naar haar memorie van grieven.
1.4 Op de voor pleidooi nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is bepaald op heden.
2. De grieven
Voor de grieven verwijst het Hof naar de memories van grieven.
3. De beoordeling
3.1 Op het verzoek van [appellante] om kosteloos te mogen procederen heeft het Hof bij beschikking van 5 mei 2009 reeds toewijzend beslist.
3.2 [appellante] heeft een voorziening in kort geding gevorderd, bestaande in veroordeling tot betaling van geldsommen. Met betrekking tot dergelijke voorzieningen is terughoudendheid op zijn plaats (HR 15 juni 2007, NJ 2008, 153, rov. 3.3).
3.3 Tussen partijen staat vast, voorzover voor de beoordeling van de vordering van belang, dat zich op 29 oktober 2008 een incident heeft voorgedaan waarbij [geïntimeerde] de auto van de vriend van [appellante] heeft beschadigd en waarbij [appellante] knieletsel heeft opgelopen.
3.4 De door [appellante] geschetste gang van zaken is door [geïntimeerde] gemotiveerd betwist. Het is niet dermate aannemelijk geworden dat het knieletsel van [appellante] aan [geïntimeerde] kan worden toegerekend als een gevolg van zijn gedragingen, dat dit in kort geding een veroordeling tot betaling van geldsommen zou rechtvaardigen. Voor nader feitenonderzoek is in dit kort geding geen plaats.
3.5 Bij een voorschot op schadevergoeding ter zake van de beschadiging van de auto bestaat, wat daar verder van zij, onvoldoende spoedeisend belang. Ook bij de toekenning van een voorschot op vergoeding van immateriële schade bestaat, wat daar verder van zij, onvoldoende spoedeisend belang.
3.6 De vordering moet worden afgewezen. Het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. De grieven behoeven geen bespreking. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en in beide hoger beroepen.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
wijst de vordering van [appellante] af;
veroordeelt [appellante] in de kosten van de eerste aanleg, aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en begroot op Afl. 1.000,00 aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep van [geïntimeerde], aan de zijde van [geintimeerde] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 308,00 aan verschotten en Afl. 1.200,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit voonis, voorzover het voornoemde veroordelingen in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep van [geïntimeerde] betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep van haarzelf, aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 269,00 aan verschotten en Afl. 400,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, H.L. Wattel en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 18 mei 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.