Registratienrs. EJ 51/09 – H. 222/09
Uitspraak: 7 mei 2010
BESCHIKKING GEGEVEN DOOR HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
[werkneemster],
wonende op Sint Maarten,
oorspronkelijk verzoekster, thans appellante,
hierna te noemen: de werkneemster,
gemachtigde: mr. G.C. Richardson,
de naamloze vennootschap E-Z TRADE N.V.,
gevestigd op Sint Maarten,
oorspronkelijk verweerster, thans geïntimeerde,
hierna te noemen: de werkgeefster,
gemachtigde: mr. J.C.M. Vogelpoel.
Het verloop van de procedure
1.1. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met EJ nummer 51 van 2009 gegeven en op 24 juni 2009 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. De werkneemster is bij verzoekschrift, met producties, ingekomen op 29 juli 2009, in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking. Hierin heeft zij haar hoger beroep toegelicht en geconcludeerd, kort gezegd, dat het Hof haar gratis admissie zal verlenen, de bestreden beschikking zal vernietigen en haar verzoek alsnog zal toewijzen, met veroordeling van de werkgeefster in de kosten van de procedure in beide instanties.
1.3. De werkgeefster heeft in een verweerschrift, met producties, het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal bevestigen, met veroordeling van de werkneemster in de kosten van deze procedure in hoger beroep.
1.4. Op 12 maart 2010 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn de werkneemster, vergezeld van haar gemachtigde en de werkgeefster, vergezeld van mr. R.J. Kock, occuperend voor haar gemachtigde. Gepleit is aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.
1.5. Partijen hebben om een beschikking gevraagd, waarvan de uitspraak ter zitting bepaald is op heden.
2. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.
Het GEA heeft in de bestreden beschikking onder 1 feiten vastgesteld. De vaststelling is niet in geschil en ook het Hof zal ervan uitgaan, behoudens dat de onderhandse akte pas op 11 februari 2009 door [werkneemster] is getekend.
4.1. De werkneemster heeft in hoger beroep een bewijs van onvermogen overgelegd, zodat zij kan worden toegelaten om ook in hoger beroep kosteloos te procederen.
4.2. De werkneemster is in september 2008 ontslagen. Tussen partijen staat vast dat de werkneemster op 11 februari 2009 een onderhandse akte heeft ondertekend, waarin onder meer is verklaard: ‘Hereby you recieve the settlement payment (…). By receipt of the amount (…) both parties declare that one party has nothing to receive any more from the other party (…). Both parties give each other complete and unconditional discharge’.
4.3. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep staat vast dat de werkneemster de concept-akte op 10 februari 2009 mee naar huis heeft genomen en pas de volgende dag, op 11 februari 2009, deze heeft getekend. De werkneemster heeft advies ingewonnen bij de heer [F.] van het Departement van Arbeid en bij haar gemachtigde. Beiden hebben haar geadviseerd niet te tekenen. De werkneemster heeft toch getekend.
4.4. De werkneemster stelt dat deze akte uitsluitend betrekking had op een eerdere procedure tussen partijen. Deze stelling heeft zij echter onvoldoende onderbouwd tegenover de gemotiveerde betwisting van de werkgeefster. Deze heeft met een beroep op deze overeenkomst en de omstandigheden waaronder de ondertekening heeft plaatsgevonden, zoals het inleveren van het uniform door de werkneemster, betoogd dat door middel van de overeenkomst een eindafrekening is gemaakt.
4.5. Van een wilsgebrek is geen sprake. Dat de werkneemster in een zodanige noodtoestand verkeerde dat van misbruik van omstandigheden sprake is, is onvoldoende gemotiveerd gesteld. Hetzelfde geldt voor haar beroep op bedreiging. De werkneemster had kennelijk zozeer genoeg van het gedrag van de werkgever, dat zij de haar gegeven adviezen in de wind heeft geslagen, bewust heeft genegeerd over een executoriale titel te beschikken en afstand heeft gedaan van haar eventuele rechten jegens de werkgever. Hierop kan zij later niet terugkomen.
4.6. Niet kan worden gezegd dat het beroep van de werkgeefster op de akte in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
4.7. Het Hof komt, gelet op het voorgaande, niet toe aan de stelling van de werkneemster dat zij tijdens ziekte is ontslagen en dat het ontslag als kennelijk onredelijk dient te worden aangemerkt.
4.8. Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking moet worden bevestigd. De werkneemster zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
- laat de werkneemster toe kosteloos te procederen;
- bevestigt de bestreden beschikking en
- veroordeelt de werkneemster in de kosten van deze procedure in hoger beroep aan de zijde van de werkgeefster gevallen en tot op heden begroot op NAF. 5.100,= aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2010 op Sint Maarten, in tegenwoordigheid van de griffier.